ECLI:NL:RVS:2013:BY9913

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204481/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor recreatiewoningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschappen Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en Noorder Sandt Beheer B.V. tegen de uitspraken van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Den Helder op 13 januari 2010 een bouwvergunning had verleend voor het oprichten van 28 recreatiewoningen aan de [locatie] te Julianadorp aan Zee, onder vrijstelling van het bestemmingsplan "de Zandloper/Zanddijk 1999". Noorder Sandt betwistte de rechtmatigheid van deze vergunning, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met de bestemmingsplanvoorschriften, die een maximum van 20 appartementen toestaan.

De rechtbank had in eerdere uitspraken het college opgedragen om een gebrek in de motivering van het besluit te herstellen. Het college had echter in een nieuw besluit van 15 mei 2012 het bezwaar van Noorder Sandt opnieuw ongegrond verklaard, zonder voldoende bewijs te leveren dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zouden zijn voor de nieuwe appartementen. De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het tekort aan parkeerplaatsen op het eigen terrein kon worden opgevangen op het openbare parkeerterrein en op de openbare wegen.

De Raad van State bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het college in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht. Het besluit van 15 mei 2012 werd vernietigd, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan Noorder Sandt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en de noodzaak om aan de bestemmingsplanvoorschriften te voldoen bij het verlenen van bouwvergunningen.

Uitspraak

201204481/1/A1.
Datum uitspraak: 30 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V., gevestigd te Julianadorp aan Zee en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Noorder Sandt Beheer B.V., gevestigd te Westerland (hierna tezamen en in enkelvoud: Noorder Sandt),
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Alkmaar van 24 november 2011 en 29 maart 2012 in zaak nr. 10/2737 in het geding tussen:
Noorder Sandt
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2010 heeft het college onder vrijstelling van het bestemmingsplan "de Zandloper/Zanddijk 1999" aan [belanghebbende] bouwvergunning verleend voor het oprichten van 28 recreatiewoningen aan de [locatie] te Julianadorp aan Zee (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 september 2010 heeft het college het door Noorder Sandt daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met verbetering van de motivering van de afwijking van het parkeerbeleid.
Bij tussenuitspraak van 24 november 2011 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld een gebrek in het besluit van 21 september 2010 te herstellen.
Bij uitspraak van 29 maart 2012 heeft de rechtbank het door Noorder Sandt tegen het besluit van 21 september 2010 ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 september 2010 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Noorder Sandt hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college het door Noorder Sandt gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard, met verbetering van de motivering ten aanzien van de afwijking van het parkeerbeleid.
Noorder Sandt heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.M. van Buuren-Keizer, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "de Zandloper/Zanddijk 1999" (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming centrale voorzieningen. Niet in geschil is dat het bouwplan wat de bebouwingsgrens, de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte, het maximaal aantal toegestane appartementen, de maximaal toegestane oppervlakte per appartement, alsmede de parkeernorm betreft in strijd is met het bestemmingsplan. Om realisering ervan mogelijk te kunnen maken heeft het college krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling verleend.
2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
Ingevolge paragraaf 1.1 van de door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op 19 juli 2005 vastgestelde notitie "Beleid inzake de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening" (hierna: de beleidsnotitie) is een verklaring van geen bezwaar ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, vereist zodra een speerpunt van provinciaal ruimtelijk beleid aan de orde is. In die paragraaf zijn negentien speerpunten van beleid vermeld. Speerpunt 19, "recreatieve voorzieningen", betreft projecten voor het vestigen van nieuwe verblijfsrecreatieve complexen en grootschalige dagrecreatieve voorzieningen.
Volgens paragraaf 1.2 van de beleidsnotitie moeten in relatie tot de speerpunten en de te volgen procedure de volgende situaties worden onderscheiden:
1. de beoogde functie is niet aanwezig en het geldende bestemmingsplan voorziet niet in het project;
2. de beoogde functie is niet aanwezig en het geldende bestemmingsplan voorziet wel in het project, maar de maatvoering en/of situering wijkt af;
(…).
Voorts vermeldt die paragraaf dat in de situatie als bedoeld in paragraaf 1.2, onderdeel 1, artikel 19, eerste lid, van de WRO van toepassing is en in de situatie als bedoeld in onderdeel 2, artikel 19, tweede lid, van de WRO.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder c van de planvoorschriften zijn de als centrale voorzieningen aangegeven gronden bestemd voor:
1. horeca;
2. winkels;
3. (hotel) appartementen;
4. sport- en speelvoorzieningen;
5. parkeren, wegen;
6. groenvoorziening en tuinen;
met de daarbij behorende bouwwerken en gebouwen ten behoeve van de voorzieningen.
Ingevolge artikel 6 gelden voor het bouwen de volgende eisen:
algemeen:
a. de bebouwing mag alleen gerealiseerd worden binnen de bebouwingsgrens;
b. het bebouwingspercentage, de goothoogte en de hoogte binnen de bebouwingsgrens mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
(hotel)appartementen:
c. het aantal appartementen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer dan 20 bedragen;
d. de oppervlakte van een (hotel)appartement mag niet meer dan 75 m² bedragen;
(…).
parkeren:
g. het aantal parkeerplaatsen dient minimaal 70 + 1 per te realiseren appartement te bedragen.
3. Noorder Sandt betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bevoegd was vrijstelling te verlenen voor het bouwplan op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO, nu de aan de gronden toegekende bestemming, een bestemming is op grond van artikel 11 van de WRO, die nog uitgewerkt moest worden op het moment van het te nemen besluit. Voorts betoogt Noorder Sandt dat de bouw van 28 appartementen, in plaats van de op grond van het bestemmingsplan toegestane 20 appartementen, niet kan worden aangemerkt als een afwijking in maatvoering en/of situering.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het project valt onder speerpunt 19, "recreatieve voorzieningen". De beoogde functie, recreatie, is nog niet op het perceel aanwezig. Het bestemmingsplan bestrijkt het project, nu aan het perceel de bestemming "centrale voorzieningen" is toegekend, waaronder wordt begrepen "c. (hotel) appartementen". De stelling van Noorder Sandt dat deze bestemming verder moet worden uitgewerkt leidt niet tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bevoegd was vrijstelling te verlenen op grond van artikel 19, tweede lid van de WRO. Dat het plan nog moet worden uitgewerkt, neemt niet weg dat het voorziet in de functie waarop het bouwplan betrekking heeft.
De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het verwezenlijken van 28 in plaats van 20 appartementen niet als een afwijking in de maatvoering in de zin van het beleid kan worden aangemerkt.
De betogen falen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college het door Noorder Sandt tegen het besluit van 13 januari 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder verbetering van de motivering ten aanzien van de afwijking van het parkeerbeleid.
Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in verbinding met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. Voor Noorder Sandt is hiertegen van rechtswege beroep ontstaan, nu daarbij niet aan haar bezwaren tegen het besluit van 13 januari 2010 is tegemoetgekomen.
5.1. Noorder Sandt betoogt dat de motivering die het college aan het besluit van 15 mei 2012 ten grondslag heeft gelegd, niet te verenigen is met de opdracht in de tussenuitspraak van 24 november 2011 en de einduitspraak van 29 maart 2012 van de rechtbank.
5.2. De rechtbank heeft in de uitspraken van 24 november 2011 en 29 maart 2012 overwogen dat het college niet aan de hand van concrete verifieerbare informatie aannemelijk heeft gemaakt dat de bedoelde 24 parkeerplaatsen daadwerkelijk ter beschikking zullen staan van de gebruikers en bezoekers van de te bouwen appartementen. De rechtbank heeft het college voorts opgedragen om met cijfermateriaal inzichtelijk te maken in hoeveel parkeerplaatsen het openbare parkeerterrein kan voorzien. Daarnaast moest het college inzichtelijk maken wat de omvang is van het tekort aan parkeerplaatsen op het openbare parkeerterrein op de piekdagen. Ook moest het college inzichtelijk maken wat het surplus is van de parkeerplaatsen op de openbare wegen in het naastgelegen bungalowpark "De Zandloper".
5.3. Noorder Sandt betoogt terecht dat de motivering die het college ten grondslag heeft gelegd aan het besluit van 15 mei 2012 niet voldoet aan de opdracht in de uitspraken van 24 november 2011 en 29 maart 2012 met betrekking tot het voorzien in een behoefte van 24 openbare parkeerplaatsen gedurende het gehele jaar. Het college heeft weliswaar aangegeven dat het openbare parkeerterrein 250 parkeerplaatsen heeft, maar niet met concreet en verifieerbaar cijfermateriaal inzichtelijk gemaakt dat ook op piekdagen voldoende parkeerruimte aanwezig is voor de bewoners en de bezoekers van de appartementen. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat het tekort aan parkeerplaatsen op het eigen terrein gedurende het hele jaar kan worden opgevangen op het openbare parkeerterrein en op de openbare wegen langs bungalowpark "De Zandloper". Dit betekent dat het besluit van 15 mei 2012 in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het betoog slaagt.
6. Het college heeft ter zitting gesteld dat Noorder Sandt geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en het hoger beroep, nu het bij besluit van 19 maart 2012 door de raad van de gemeente Den Helder vastgestelde bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2011" volgens het college voorziet in het bouwplan.
6.1. Het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2011" is op 1 mei 2012 in werking getreden. Het perceel heeft in dat bestemmingsplan de bestemming "Recreatie-1". In artikel 10, lid 10.3, onder e, van de planvoorschriften is bepaald dat het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf niet minder dan één per recreatiewoning/ -appartement mag bedragen. Dit betekent dat het bouwplan moet voorzien in 28 parkeerplaatsen. Het bouwplan voorziet in 14 parkeerplaatsen op eigen terrein. Op grond van hetgeen hiervoor, onder overweging 5.3 is overwogen, is onzeker of de overige benodigde parkeerplaatsen op openbaar terrein beschikbaar zijn, zodat reeds om die reden geen aanleiding is voor het oordeel dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2011". Noorder Sandt heeft dan ook, anders dan het college heeft gesteld, belang bij de beoordeling van het beroep en hoger beroep.
7. Het beroep tegen het besluit van 15 mei 2012 is gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd.
8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 15 mei 2012 gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 15 mei 2012;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Helder tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en Noorder Sandt Beheer B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2013
407-776.