201204564/1/A1.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amersfoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 maart 2012 in zaken nrs. 10/1791 en 11/239 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
Bij besluit van 12 oktober 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het tuinhuis op het perceel Bakemastraat 7 te Amersfoort afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de erfafscheiding op het perceel Bakemastraat 7 te Amersfoort afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2012 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 21 april 2010 en 6 januari 2011 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Maaijen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2009 in zaak nr.
200808501/1/H1. Dat de echtgenote van [appellant] al dan niet terecht in de uitspraak van de rechtbank, die door de Afdeling in voormelde uitspraak is bevestigd, als eiseres is aangemerkt, leidt niet tot het oordeel dat de rechtbank niet naar die uitspraak heeft kunnen verwijzen. De uitspraak van de Afdeling is in rechte onaantastbaar nu daartegen geen gewone rechtsmiddelen openstaan en de uitspraak voorts niet is herzien dan wel vervallen is verklaard, zodat van de rechtmatigheid ervan, zowel wat betreft inhoud als wijze van tot stand komen, moet worden uitgegaan.
2. [appellant] heeft eerst in hoger beroep betoogd dat het college, door het handhavingsverzoek ten aanzien van het perceel Bakemastraat 11 samen met het onderhavige te behandelen en in dat verband gegevens van zijn echtgenote zonder haar toestemming aan derden te verstrekken, inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy en die van zijn echtgenote. Voorts heeft hij voor het eerst in hoger beroep betoogd dat de belangen van zijn echtgenote zijn geschaad nu zij niet, althans niet met de juiste tenaamstelling, door het college is uitgenodigd voor de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze gronden niet reeds bij de rechtbank konden worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013