201208653/1/R3 en 201208653/2/R3.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Waalwijk,
de raad van de gemeente Waalwijk,
verweerder.
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. Hij heeft de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 november 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door M. Ketelaars, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Casade Woondiensten, vertegenwoordigd door M. van Amersfort, als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. [appellant], die woont aan de Grotestraat, betoogt dat de kennisgeving van het ontwerpplan en het bestreden besluit op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden. Hij wijst daarbij op jurisprudentie van de Afdeling, waaruit blijkt dat de kennisgeving op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze moet plaatsvinden.
2.1. Voor zover de beroepsgrond zich richt tegen de kennisgeving van het bestreden besluit, gaat het om een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit. Deze mogelijke onregelmatigheid kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten en kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
2.2. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing op de voorbereiding van een bestemmingsplan, met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, geeft het bestuursorgaan, voorafgaand aan de terinzagelegging, in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Ingevolge artikel 2:14, tweede lid, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2.3. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 15 augustus 2012, in zaak nr.
201102433/1/A4, heeft overwogen, komt het bestuursorgaan bij de toepassing van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb een zekere vrijheid toe, mits aldus een geschikte wijze van kennisgeving van het ontwerpbesluit plaatsvindt. Volgens de memorie van toelichting bij de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Kamerstukken II, 1999-2000, 27 023, nr. 3, blz. 14) moet daarbij worden voldaan aan de voorwaarde dat de kennisgeving daadwerkelijk al diegenen kan bereiken die naar verwachting bedenkingen kunnen hebben tegen het ontwerpbesluit.
In de evengenoemde uitspraak heeft de Afdeling voorts geoordeeld dat artikel 2:14, tweede lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb in onderlinge samenhang aldus dienen te worden uitgelegd dat op grond daarvan vereist is dat, in verband met de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:15, eerste lid, van de Awb van een ontwerpbesluit op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis wordt gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2.4. Gesteld noch gebleken is dat in de gemeente Waalwijk ten tijde van de kennisgeving van het ontwerpplan een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb gold. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders in de voorliggende situatie op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze kennis diende te geven van het ontwerpplan.
2.5. Het ontwerpplan is op 2 maart 2012 ter inzage gelegd. De kennisgeving van het ontwerpplan is gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website van de gemeente Waalwijk, alsmede in de Staatscourant. De kennisgeving is niet gepubliceerd in een gemeentelijk huis-aan-huisblad.
In het huis-aan-huisblad De Maasroute van 1 maart 2012 is daarover de volgende toelichting opgenomen: "De officiële bekendmakingen staan in het Gemeenteblad op onze website. Voor een abonnement op de digitale versie kunt u zich aanmelden via www.waalwijk.nl/bekendmakingen. Het Gemeenteblad kunt u ook lezen via de computer in het atrium van het stadhuis of de bibliotheken of op de publicatieborden bij de ingang van het stadhuis. Bij de receptie van het stadhuis en bij de bibliotheken liggen iedere vrijdag kopieën van de laatst verschenen officiële bekendmakingen voor u klaar. Op verzoek krijgt u een kopie van de officiële bekendmakingen per post thuisgestuurd."
2.6. Deze toelichting in het huis-aan-huisblad De Maasroute kan niet worden aangemerkt als een kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, aangezien de zakelijke inhoud van het ontwerpplan daarin niet is vermeld. Ook overigens is met de bovenstaande werkwijze niet voldaan aan het vereiste dat het gemeentebestuur op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze kennis moet geven van het ontwerpplan. Het beschikbaar stellen van kopieën van het Gemeenteblad bij de receptie van het stadhuis en bij de bibliotheken en het desgevraagd per post toezenden van het Gemeenteblad is naar het oordeel van de voorzitter geen geschikte wijze van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb aangezien daarmee niet is voldaan aan de voorwaarde dat de kennisgeving daadwerkelijk al diegenen kan bereiken die naar verwachting bedenkingen kunnen hebben tegen het ontwerpbesluit.
Gelet hierop heeft de kennisgeving van het ontwerpplan in dit geval plaatsgevonden in strijd met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb.
Dit gebrek kan niet met toepassing van artikel 1.5 van de Crisis- en herstelwet worden gepasseerd, aangezien niet aannemelijk is geworden dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Waalwijk van 28 juni 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordstraat";
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Waalwijk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 355,66 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro en zesenzestig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Waalwijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro).
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Breunese-van Goor
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013