201112772/1/A3.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011 in zaak nr. 11/5108 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 21 maart 2011 heeft de RDW een aanvraag van [wederpartij] om afgifte van een Nederlands kentekenbewijs voor een Chevrolet met voertuigidentificatienummer […] buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 2 mei 2011 heeft de RDW het besluit van 21 maart 2011 ingetrokken en de aanvraag van [wederpartij] afgewezen.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de RDW het door [wederpartij] tegen de besluiten van 21 maart en 2 mei 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2011 heeft de rechtbank het door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 mei 2011 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2012, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C.B.J. Maenhout, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], bijgestaan door mr. W.S. Zorg, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) dienen bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van voertuigen te zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.
Ingevolge het tweede lid kan de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, worden verleend als typegoedkeuring dan wel als goedkeuring voor een individueel voertuig.
Ingevolge artikel 22, derde lid, kunnen bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, wordt een goedkeuring voor een individueel voertuig op aanvraag en tegen betaling, op de door de RDW vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg, welke eisen voor verschillende groepen van voertuigen verschillend kunnen worden gesteld.
Ingevolge het tweede lid is artikel 22, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 48, eerste lid, wordt een kentekenbewijs op aanvraag en tegen betaling, op de door de RDW vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief slechts afgegeven aan in Nederland woonachtige natuurlijke personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt en aan in Nederland gevestigde rechtspersonen, indien het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte wordt verlangd, overeenkomstig artikel 22 of 26 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.
Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Regeling voertuigen (hierna: de Regeling), moeten de in dit hoofdstuk vermelde categorieën voertuigen zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.
Ingevolge artikel 3.7 moeten voertuigen van de voertuigcategorieën M, N, O, L en T voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voldoen aan de eisen, gesteld in bijlage IV bij deze regeling.
Ingevolge artikel 5.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, is het de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien het voertuig zodanig is gebouwd of ingericht dat de bestuurder onvoldoende uitzicht naar voren of opzij heeft.
Ingevolge artikel 5.1b.3, eerste lid, wordt, indien in dit hoofdstuk een visuele controle wordt voorgeschreven en deze controle onvoldoende uitsluitsel biedt, het desbetreffende onderdeel aanvullend op één van de volgende wijzen gecontroleerd:
a. door gebruik te maken van hulpmiddelen zoals een spiegel, hamertje, bandijzer, staalborstel of schuurpapier, en
b. door het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap.
Ingevolge artikel 5.2.0 moet een personenauto voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt dit beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren.
Ingevolge artikel 5.2.48, eerste lid, mogen personenauto's geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren. Dit dient door middel van een visuele controle te worden gekeurd.
Ingevolge het tweede lid moeten uitstekende delen van personenauto's die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, onverminderd het eerste lid, zijn afgeschermd. Dit dient door middel van een visuele controle te worden gekeurd.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van Bijlage IV, voor zover thans van belang, moeten voertuigen met de voertuigclassificatie M1 met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1998 voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de permanente eisen.
2. Bij het besluit van 2 mei 2011 heeft de RDW het besluit van 21 maart 2011 ingetrokken, omdat aan dat besluit volgens de RDW ten onrechte artikel 5.1.1 van de Regeling ten grondslag is gelegd. Voorts heeft de RDW bij hetzelfde besluit geweigerd aan [wederpartij] een kentekenbewijs af te geven voor de Chevrolet, omdat voor dat voertuig niet de ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Wvw 1994 vereiste goedkeuring is verleend. De RDW heeft zich op het standpunt gesteld dat de Chevrolet niet voldoet aan de in artikel 5.2.48, tweede lid, van de Regeling neergelegde eis. Een door een gat in de motorkap van de Chevrolet naar buiten stekend voorwerp kan in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk vergroten en is onvoldoende afgeschermd, aldus de RDW. Tot slot heeft de RDW zich op het standpunt gesteld dat het door [wederpartij] gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan leiden tot afgifte van een kentekenbewijs.
3. De RDW betoogt dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 2 mei 2011 heeft vernietigd, in plaats van het op het bezwaar van [wederpartij] genomen besluit van 30 mei 2011.
3.1. Uit de overwegingen van de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank het besluit van 30 mei 2011 als het door [wederpartij] bestreden besluit heeft aangemerkt. Dat in het dictum het besluit van 2 mei 2011 wordt vernietigd, dient daarom te worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving. Aangezien partijen door deze verschrijving niet in hun processuele belangen zijn geschaad, is hierin geen grond gelegen voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Afdeling leest het dictum in dier voege dat het besluit van 30 mei 2011 is vernietigd.
4. Voorts betoogt de RDW dat de rechtbank bepalingen in haar overwegingen heeft betrokken die in deze zaak niet van toepassing zijn. Ook heeft de rechtbank aan de keuring van de Chevrolet eisen gesteld die geen grondslag vinden in de toepasselijke regelgeving, aldus de RDW.
4.1. De rechtbank heeft verwezen naar bepalingen uit de Wvw 1994 die de algemene periodieke keuring van voertuigen betreffen. In dit geval gaat het evenwel niet om een algemene periodieke keuring, maar om een keuring ter verkrijging van een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg in het kader van een aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs. Voorts heeft de rechtbank aan die keuring eisen gesteld die geen grondslag vinden in de regelgeving. Zo heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de RDW zich slechts op grond van uit ervaring of uit, al dan niet wetenschappelijk, onderzoek blijkende verifieerbare gegevens over ongevallen tussen personenauto's en andere weggebruikers op het standpunt kan stellen dat uitstekende delen van een auto het gevaar voor lichamelijk letsel van die andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten. De rechtbank heeft in zoverre een onjuist toetsingskader gehanteerd.
5. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. Hetgeen de RDW in hoger beroep nog meer heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van de RDW van 30 mei 2011 behandelen.
6. [wederpartij] betoogt dat de RDW de besluitvorming ten onrechte heeft gebaseerd op foto's van de Chevrolet. Daarmee is niet voldaan aan de voorgeschreven wijze van keuren, zijnde visuele controle, en verder is onvoldoende gemotiveerd waarom de Chevrolet niet voldoet aan de in artikel 5.2.48, tweede lid, van de Regeling neergelegde eis, aldus [wederpartij].
6.1. Onder de voorgeschreven wijze van keuren, een visuele controle, moet worden verstaan een controle door een daartoe bevoegde medewerker van de RDW in fysieke aanwezigheid van het voertuig, teneinde vast te stellen of dit voertuig voldoet aan de in de Regeling opgenomen eisen. In dit geval heeft [wederpartij] de Chevrolet op 7 maart 2011 ter keuring aangeboden op het RDW-keuringsstation te Schiedam. Van deze keuring is geen rapport beschikbaar waarin is vastgelegd of de Chevrolet voldoet aan de eisen uit de Regeling. In een rapport van onderzoek van dezelfde datum is slechts vermeld dat er gezichtsbelemmerende onderdelen op de motorkap aanwezig zijn. Naar aanleiding van dit rapport van onderzoek is de aanvraag van [wederpartij] bij besluit van 21 maart 2011 buiten behandeling gesteld, omdat niet zou zijn voldaan aan artikel 5.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling. Bij het besluit van 2 mei 2011 is dit besluit ingetrokken en heeft de RDW de aanvraag van [wederpartij] alsnog afgewezen. Deze afwijzing berust op een andere grondslag, namelijk het niet voldoen van de Chevrolet aan het in artikel 5.2.48, tweede lid, van de Regeling neergelegde vereiste. De RDW is tot dit besluit gekomen na beoordeling van foto's van de Chevrolet, die tijdens de keuring op 7 maart 2011 zijn gemaakt. Met kennisneming van die foto's is evenwel niet voldaan aan de eis dat door middel van een visuele controle is vastgesteld of de Chevrolet voldoet aan het in artikel 5.2.48, tweede lid, van de Regeling neergelegde vereiste. Nu ook overigens niet kan worden vastgesteld dat die visuele controle heeft plaatsgevonden, had de RDW niet tot afwijzing op voormelde grond mogen overgaan zonder de Chevrolet eerst opnieuw door [wederpartij] ter keuring aan te laten bieden. Het besluit op bezwaar is daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet toereikend gemotiveerd.
7. De Afdeling zal het beroep tegen het besluit van de RDW van 30 mei 2011 gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. De RDW dient een nieuw besluit te nemen op het door [wederpartij] tegen de besluiten van 21 maart en 2 mei 2011 gemaakte bezwaar. Nu daartoe onder meer is vereist dat de Chevrolet opnieuw wordt gekeurd, ziet de Afdeling geen termen voor toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb.
8. De RDW dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011 in zaak nr. 11/5108;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de directie van de Dienst Wegverkeer van 30 mei 2011, kenmerk 2011/12943/BOB/CM;
V. veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij], in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.888,00 (zegge: achttienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de directie van de Dienst Wegverkeer aan [wederpartij], het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Herweijer
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013