ECLI:NL:RVS:2013:BY8571

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112192/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning voor ligplaats woonschip in gemeente Zijpe

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 13 oktober 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing van een vergunningaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Zijpe voor het innemen van een ligplaats voor een woonschip in de Groote Sloot. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 17 april 2009, waarna het college op 26 oktober 2010 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat er geen geschikte ligplaatsen beschikbaar waren in de gemeente Zijpe.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 september 2012 ter zitting behandeld. [appellant] voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het in de Algemene plaatselijke verordening (APV) neergelegde stelsel niet in strijd was met artikel 88 van de Huisvestingswet. Hij betoogde dat het aanwijzingsbesluit van het college, dat het innemen van ligplaatsen in de gemeente Zijpe onmogelijk maakt, onverbindend verklaard diende te worden. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat het aanwijzingsbesluit een concretiserend besluit van algemene strekking was en dat het in rechte onaantastbaar was geworden, omdat er geen rechtsmiddelen tegen waren aangewend.

De Afdeling oordeelde dat het college deugdelijk had gemotiveerd waarom het zijn aanvankelijke bereidheid om mee te werken aan de realisering van een ligplaats had gewijzigd. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de gemeenteraad in 2005 had besloten geen voorbereidingsbesluit te nemen voor een ligplaats op een andere locatie. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201112192/1/A3.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 oktober 2011 in zaak nr. 10/3044 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zijpe.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een vergunning voor het innemen van een ligplaats in de Groote Sloot ter hoogte van [locatie] te [plaats] of voor een andere locatie binnen de gemeente Zijpe als ligplaats voor een woonschip aan te wijzen afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2012, waar [appellant], bijgestaan door E.P. Blaauw, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Mooij en P. Visser, werkzaam bij de gemeente Zijpe, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 88 van de Huisvestingswet stelt de gemeenteraad geen regels die leiden tot een algemeen verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats.
Ingevolge artikel 5.3.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Zijpe 2010 (hierna: APV) is het verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.
2.    Het college heeft bij besluit van 25 maart 2009 een aanwijzingsbesluit genomen, waarin al het openbaar water in de gemeente Zijpe is aangewezen als gebied waar het verboden is met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen grond bestaat voor het oordeel, dat het in de APV neergelegde stelsel dan wel de daaraan gegeven uitvoering zich niet verdraagt met artikel 88 van de Huisvestingswet. Nu het aanwijzingsbesluit het innemen van een ligplaats binnen de gehele gemeente Zijpe onmogelijk maakt, dient het onverbindend te worden verklaard, aldus [appellant].
[appellant] betoogt daarnaast dat de rechtbank heeft miskend dat het college het standpunt, dat in de gemeente Zijpe geen geschikte ligplaats beschikbaar is, ten onrechte heeft gebaseerd op argumenten die op regelgeving zijn gestoeld. In het in opdracht van het college door Bügel/Hajema Adviseurs B.V. verrichte onderzoek naar de geschiktheid van ligplaatsen is het water De Groote Sloot ten zuiden van [plaats] aan [locatie] ten onrechte buiten beschouwing gelaten, aldus [appellant].
3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr.
200708524/1) mist artikel 88 van de Huisvestingswet toepassing, indien een gemeente niet beschikt over water dat geschikt is voor ligplaatsen van woonarken.
3.2    Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 17 april 2009 het aanwijzingsbesluit ten grondslag gelegd. Het aanwijzingsbesluit is gebaseerd op de door het college en de raad van de gemeente Zijpe op 24 maart 2009 vastgestelde Woonbootnotitie 2009. Hierin is vermeld dat, gelet op het beleid van het Rijk, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, het overgrote deel van de wateren binnen de gemeente Zijpe niet geschikt is voor een woonbootligplaats. Binnen de gemeente zijn slechts twee locaties te vinden waar eventueel woonbotenligplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Dit zijn de tankvallen in Petten en een deel van een waterpartij, achter de kerk, in 't Zand, aldus de Woonbootnotitie 2009. Het college heeft Bügel/Hajema Adviseurs B.V. laten onderzoeken, of die locaties geschikt zijn voor een ligplaats voor een of meer woonboten. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 5 september 2008. Hierin is geconcludeerd dat beide locaties negatief scoren en derhalve niet inpasbaar zijn als woonbootligplaats. Deze bevindingen zijn neergelegd in de Woonbootnotitie 2009, waarin is geconcludeerd dat binnen de gemeente Zijpe geen geschikte woonbotenligplaats aanwezig is.
Het aanwijzingsbesluit is in het Zijper Nieuws van 1 april 2009 bekendgemaakt en op 2 april 2009 in werking getreden. Bij de bekendmaking is vermeld dat belanghebbenden tegen dat besluit binnen zes weken na bekendmaking daarvan een bezwaarschrift kunnen indienen bij het college.
3.3.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het aanwijzingsbesluit een concretiserend besluit van algemene strekking is, nu hierin naar plaats en object de toepassing van een in een algemeen verbindend voorschrift - artikel 5.3.2, eerste lid, van de APV - besloten liggende norm is ingevuld. Nu tegen het aanwijzingsbesluit binnen de daarvoor gestelde termijn geen rechtsmiddelen zijn aangewend, is het aanwijzingsbesluit in rechte onaantastbaar geworden. Gelet hierop kan het aanwijzingsbesluit in deze procedure niet worden getoetst en heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de juistheid en volledigheid van het aan dit besluit ten grondslag liggende onderzoek van Bügel Hajema Adviseurs B.V. en de Woonbootnotitie 2009, in deze procedure niet meer aan de orde kunnen komen. Indien [appellant] het aanwijzingsbesluit en de daaraan ten grondslag gelegde stukken had willen laten toetsen, had hij daartegen een rechtsmiddel moeten aanwenden. In dat kader had hij kunnen aanvoeren dat het aanwijzingsbesluit in strijd is met artikel 88 van de Huisvestingswet en had hij het standpunt van het college dat in de gemeente geen geschikte ligplaats voorhanden is, op rechtmatigheid kunnen laten beoordelen. Nu hij dit heeft nagelaten kunnen de betogen niet leiden tot het ermee beoogde resultaat.
4.    [appellant] bestrijdt voorts tevergeefs de overweging van de rechtbank, dat het college niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om terug te komen van zijn aanvankelijke bereidheid in 2005 om mee te werken aan de realisering van een ligplaats ten zuiden van Oudesluis aan De Akker. De rechtbank heeft daarbij terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd, waarom het van standpunt was veranderd. Daarbij heeft de rechtbank terecht betrokken dat de gemeenteraad op 13 december 2005 heeft besloten geen voorbereidingsbesluit te nemen om een ligplaats op die locatie planologisch mogelijk te maken.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Neuwahl
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013
280-748.