ECLI:NL:RVS:2013:BY8561

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202643/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Julianadorp Oost 2011 en de ontvankelijkheid van beroepschriften

Op 16 januari 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Julianadorp Oost 2011". Dit bestemmingsplan werd op 19 december 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Den Helder. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Julianadorp, en de besloten vennootschappen Meko Op- en Overslag B.V. en Marees Zelftank Service B.V. beroep ingesteld. De appellanten stelden dat de besluitvorming onzorgvuldig was verlopen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met hun zienswijzen. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 29 november 2012 ter zitting behandeld.

De Afdeling overweegt dat het beroep van Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpplan. De appellanten sub 1 hebben hun beroepsgrond dat de voorziene woningbouw hun woningwaarde zou aantasten, ingetrokken. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving. De bezwaren van de appellanten sub 1, waaronder de vrees voor geluidsoverlast en de impact op hun woon- en leefklimaat, zijn niet voldoende onderbouwd. De Afdeling verklaart het beroep van de besloten vennootschappen niet-ontvankelijk en het beroep van de appellanten sub 1 ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van zienswijzen in bestemmingsplanprocedures en de zorgvuldigheid die daarbij in acht moet worden genomen. De Afdeling bevestigt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening heeft gehouden met de belangen van betrokkenen en dat de besluitvorming niet in strijd is met het recht.

Uitspraak

201202643/1/R1.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te Julianadorp, gemeente Den Helder,
2. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Meko Op- en Overslag B.V. en Marees Zelftank Service B.V., beide gevestigd te Niedorp, gemeente Hollands Kroon,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Den Helder,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Julianadorp Oost 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2012, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door J.M. Hulzebos en ing. H.J. Winter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
Appellanten
1. Het betoog van [appellanten sub 1] ter zitting dat hun beroep mede is ingediend door hun [gemachtigde] dan wel zijn ouders, kan niet worden gevolgd. Hiertoe wordt overwogen dat dit niet blijkt uit het beroepschrift van [appellanten sub 1]. Dit is evenmin anderszins gebleken voorafgaand aan het verstrijken van de beroepstermijn.
Intrekking
2. Ter zitting hebben [appellanten sub 1] hun beroepsgrond dat de voorziene woningbouw een waardedaling van hun woning tot gevolg heeft, ingetrokken.
Ontvankelijkheid
3. Het beroep van Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service is gericht tegen de vaststelling van artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels, voor zover een benzineverkooppunt mag worden gevestigd op gronden met de bestemming "Bedrijf" waaraan niet de aanduiding "vm" is toegekend. Dit beroep steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Voor zover Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service erop wijzen dat zij op dit punt een inspraakreactie van 23 maart 2011 naar voren hebben gebracht gericht tegen het voorontwerpplan, wordt overwogen dat het voorontwerpplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service hebben de inhoud van de inspraakreactie - die betrekking had op andere planonderdelen - niet herhaald en ingelast in de zienswijze. Die inspraakreactie kan derhalve niet als zienswijze worden aangemerkt tegen het ontwerpplan dat met ingang van 8 juli 2011 voor een periode van zes weken ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, regels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep van Meko Op- en Overslag en Marees Zelftank Service is niet-ontvankelijk.
Het plan
4. Het plan heeft betrekking op Julianadorp Oost. Het voorziet onder meer in de bouw van ongeveer 613 woningen. Daarnaast voorziet het in een actueel juridisch-planologisch kader.
Het beroep van [appellanten sub 1]
5. [appellanten sub 1] betogen dat de besluitvorming omtrent het plan onzorgvuldig is verlopen. Zij stellen in de eerste plaats dat bij de beantwoording van de zienswijzen ten onrechte geen rekening is gehouden met een mondelinge toelichting die omwonenden tijdens een hoorzitting naar voren hebben gebracht.
5.1. In het verweerschrift staat dat een voorlichtingsavond heeft plaatsgevonden die niet tot doel had de indieners van zienswijzen tegen het ontwerpplan de mogelijkheid te bieden hun zienswijze mondeling toe te lichten. De Afdeling overweegt dat de Awb, de Wro, noch enig ander wettelijk voorschrift ertoe verplicht dat de raad de indieners van zienswijzen tegen het ontwerpplan de mogelijkheid biedt hun zienswijze mondeling toe te lichten voordat hij beslist over de vaststelling van het bestemmingsplan. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die uit het oogpunt van zorgvuldigheid tot het bieden van een dergelijke mondelinge toelichting zouden nopen.
6. Verder wijzen [appellanten sub 1] erop dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan privaatrechtelijke overeenkomsten zijn gesloten, onder andere met de projectontwikkelaar. Volgens hen blijkt hieruit dat de algemene uitgangspunten van het plan al in een vroegtijdig stadium waren vastgesteld, zodat daarop niet of nauwelijks invloed kon worden uitgeoefend.
6.1. De raad dient na afweging van alle betrokken belangen bestemmingen en regels vast te stellen. Anders dan [appellanten sub 1] betogen is het belang van de gemeente gericht op nakoming van een privaatrechtelijke overeenkomst, een belang waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening moet houden. Niet is gebleken dat de raad slechts hieraan gewicht heeft toegekend. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit de zienswijzennota blijkt dat de bezwaren van andere belanghebbenden, waaronder die van [appellanten sub 1] inhoudelijk in de besluitvormingsprocedure zijn betrokken.
7. [appellanten sub 1] betogen voorts dat enkele bouwwerken ten onrechte als zodanig zijn bestemd, omdat voor die bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan gedoogbeschikkingen zijn afgegeven op een wijze die vragen oproept. De Afdeling ziet in dit betoog - wat er van eventuele gedoogbeschikkingen ook zij - geen aanleiding voor vernietiging van het plan in zoverre. Niet aannemelijk is gemaakt dat de raad de desbetreffende bouwwerken met het oog op een goede ruimtelijke ordening niet als zodanig heeft kunnen bestemmen.
8. [appellanten sub 1] voeren aan dat de raad bij de vaststelling van het plan aan het college van burgemeester en wethouders heeft verzocht gebruik te maken van een afwijkingsbevoegdheid in het plan voor de realisering van een bouwmarkt. Zij achten dit in strijd met het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel.
8.1. De raad heeft het plan in de nu voorliggende vorm vastgesteld. Aan een verzoek dat bij de vaststelling van het plan aan het college van burgemeester en wethouders is gedaan komt in het kader van het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan geen juridisch bindende betekenis toe. Niet is gebleken dat het plan niet is vastgesteld overeenkomstig hetgeen de raad heeft bedoeld. Gelet hierop faalt dit betoog.
9. Voor zover [appellanten sub 1] hebben gewezen op de omstandigheid dat het vastgestelde bestemmingsplan met de juiste verbeelding, in tegenstelling tot hetgeen in de publicatie in de Staatscourant van 2 februari 2012 is vermeld, pas op 6 maart 2012 op de website www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website is geplaatst, wordt het volgende overwogen. Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan daarom geen grond vormen voor vernietiging van het plan. Daarbij komt dat de publicatie in de Staatscourant van 2 februari 2012 is gerectificeerd met de publicatie in de Staatscourant van 15 maart 2012. Daarin is tevens vermeld dat de termijn van terinzagelegging met 34 dagen is verlengd.
10. [appellanten sub 1] richten zich tegen de plandelen met de bestemming "Woongebied" en "Woongebied - Uit te werken" die realisering van de woonwijk mogelijk maken ten oosten en ten zuiden van hun woning aan de [locatie A] onderscheidenlijk [locatie B]. Zij betogen in de eerste plaats dat in Den Helder geen behoefte bestaat aan woningen. In dit verband wijzen zij erop dat Den Helder een krimpgemeente is en dat op de huidige markt reeds veel woningen worden aangeboden. Verder betogen zij dat geen sprake is van een goede afstemming met andere lopende woningbouwprojecten.
10.1. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat de behoefteraming voor woningen in Den Helder en afspraken omtrent regionale afstemming zijn neergelegd in het "Regionaal Actie Programma" (hierna: het RAP) dat in november 2011 is bekrachtigd door de colleges van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeenten Anna Paulowna, Harenkarspel, Den Helder, Niedorp, Schagen, Texel, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe. In het RAP staat dat het aantal huishoudens in Den Helder zal toenemen tot 2020 en dat in de desbetreffende periode behoefte bestaat aan 800 woningen in Den Helder. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de woningbehoefte uit het RAP weliswaar wordt overschreden als het woningaanbod in het voorliggende plan wordt opgeteld bij het woningaanbod waar andere plannen in voorzien, maar hij heeft voorts verklaard dat per saldo geen sprake zal zijn van een overschrijding als rekening wordt gehouden met de sloop van woningen in de wijk Nieuw Den Helder. De raad stelt dat met de woningen die het voorliggende plan mogelijk maakt derhalve in een behoefte wordt voorzien. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.
De enkele stelling van [appellanten sub 1] ter zitting dat moet worden getwijfeld aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan leidt evenmin tot vernietiging van het plan, nu de raad ter zitting heeft verklaard dat het woningbouwproject - zij het dat de verkoop van gronden minder zal opleveren dan waarvan aanvankelijk is uitgegaan - rendabel is.
11. [appellanten sub 1] betogen dat het plan leidt tot een verslechtering van hun woon- en leefklimaat. Ter zitting hebben zij desgevraagd verklaard dat dit betoog ziet op de afname van zicht vanuit hun woning. Zij achten de voorziene woonbebouwing in de nabijheid van hun woning te hoog.
11.1. Niet in geschil is dat het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 1] in enige mate kan worden aangetast door de voorziene woonbebouwing met een hoogte variërend van 10 m tot 12 m, aangezien deze is voorzien op een thans onbebouwd terrein op een afstand van ongeveer 5 m tot hun woningen. De raad heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van het woongenot niet dusdanig zal zijn dat hieraan een doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat geen blijvend recht bestaat op vrij uitzicht. Voorts heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat geen sprake is van een ongebruikelijke bouwmogelijkheid in een woonomgeving.
12. [appellanten sub 1] vrezen voor geluidsoverlast door de realisering van de woonwijk.
12.1. In het akoestisch onderzoek "Bestemmingsplan Julianadorp Oost 2010" van 26 augustus 2010 is zowel voor bestaande woningen als nieuwbouwwoningen geconcludeerd dat kan worden voldaan aan de normen in de Wet geluidhinder. Hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd geeft geen grond om aan te nemen dat dit onjuist is. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat desondanks om redenen van geluidsoverlast geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse. Derhalve faalt dit betoog.
13. [appellanten sub 1] betogen dat het plan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
13.1. In het rapport "Luchtkwaliteit Julianadorp Oost" van Grontmij van 29 oktober 2007 staat dat uit modelberekeningen van het rekenprogramma CAR II, versie 6.1, volgt dat emissies van het verkeer niet zullen leiden tot overschrijding van de ter zake geldende luchtkwaliteitsnormen. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Dit betoog faalt.
14. [appellanten sub 1] betogen dat de realisering van de bij het plan voorziene woningen leidt tot verkeersproblemen. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting staat op welke wijze het nieuwe woongebied wordt ontsloten. Dit zal gebeuren door middel van een grid die de noord- met de zuidkant en de west- met de oostkant verbindt. Daarnaast zijn er de wegen Breewijd en Zuidwal die met de typerende gridstructuur in verbinding staan. Voorts staat in de plantoelichting dat vrij recent een nieuwe ontsluitingsroute is aangelegd voor de nieuwe uitbreiding in de zuidoosthoek van Julianadorp: de Zuiderhaaks. [appellanten sub 1] hebben niet onderbouwd waarom desondanks moet worden gevreesd voor verkeersproblemen. Reeds hierom faalt dit betoog.
Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat verkeer tijdens de bouwfase zal leiden tot overlast, wordt overwogen dat de raad ter zitting heeft verklaard dat dit verkeer gebruik zal maken van voornoemde ontsluitingswegen die niet langs de woningen van [appellanten sub 1] lopen. Derhalve faalt ook dit betoog, nog daargelaten dat dit een uitvoeringsaspect betreft dat in beginsel niet in de bestemmingsplanprocedure aan de orde kan komen.
15. [appellanten sub 1] voeren aan dat ten behoeve van de woningbouwontwikkeling niet wordt voldaan aan het parkeerbeleid dat de gemeente hanteert.
15.1. In de plantoelichting staat met verwijzing naar de parkeervisie van de gemeente Den Helder dat de volgende uitgangspunten en oplossingsrichtingen zijn benoemd voor een goede parkeersituatie in Den Helder: 1) voor alle nieuwbouwprojecten geldt dat het parkeren plaatsvindt op eigen terrein, hetgeen in de bouwverordening is vastgelegd. Bij aantoonbare reden is vrijstelling van deze eis mogelijk; 2) bij de parkeernormen wordt aangesloten bij de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van 2004 van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) en de CROW-normen. In het verweerschrift staat dat het plan hiermee in overeenstemming is. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit onjuist is. [appellanten sub 1] hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat het plan desondanks leidt tot parkeerproblemen.
16. [appellanten sub 1] betogen dat het plan in strijd is met de geldende zonering voor bedrijven.
16.1. In de plantoelichting zijn de in het plangebied aanwezige inrichtingen genoemd waarvoor richtafstanden zijn opgenomen in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-Brochure). [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat niet aan deze richtafstanden wordt voldaan. Voor zover [appellanten sub 1] hebben gewezen op de aanwezigheid van een aannemers- en timmerbedrijf aan de Schoolweg 56, wordt overwogen dat dit perceel ligt aan het gedeelte van deze weg dat is ingericht met woonbebouwing en de raad ter zitting heeft verklaard dat het desbetreffende perceel ook ten behoeve van de woonfunctie wordt gebruikt. Vaststaat voorts dat in het voorliggende plan aan het perceel een woonbestemming is toegekend, die de aanwezigheid van een timmerbedrijf niet toestaat. Niet aannemelijk is gemaakt dat in de woning, de bijgebouwen dan wel in de tuin van het perceel daarnaast bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die naar aard en omvang dusdanig zijn dat op de locatie waar nieuwe woningbouw is voorzien geen goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
17. [appellanten sub 1] betogen dat de raad het plangebied ten onrechte heeft aangemerkt als Bestaand Bebouwd Gebied als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (hierna: PRVS), vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010. Volgens hen is feitelijk sprake van agrarisch gebied buiten de bebouwde kom.
17.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de PRVS wordt als Bestaand Bebouwd Gebied aangewezen het gebied, als zodanig aangegeven op kaart 2 en op de digitale verbeelding ervan.
17.2. Op grond van kaart 2 van de PRVS stelt de Afdeling vast dat het plangebied Bestaand Bebouwd Gebied is als bedoeld in de PRVS. Derhalve heeft de raad het plangebied terecht als zodanig aangemerkt.
18. [appellanten sub 1] betogen dat het plan een onevenredige aantasting van de aanwezige flora en fauna met zich brengt.
18.1. De vraag of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, is in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
18.2. In opdracht van de gemeente Den Helder heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Toetsing Flora- en faunawet in verband met het bestemmingsplan Julianadorp Oost te Julianadorp, gemeente Den Helder" van Koeman en Bijkerk van 30 augustus 2006 en het rapport "Actualisatie Flora- en faunaonderzoek Julianadorp Oost" van ProCensus van oktober 2011. De raad heeft ter zitting toegelicht dat met regelmaat nader ecologisch onderzoek wordt verricht om de actuele situatie in kaart te brengen wat betreft de aanwezige flora en fauna in het gebied. In de meest recente actualisatie van Koeman en Bijkerk van 29 augustus 2012 is volgens de raad wat betreft de soortenbescherming geconcludeerd dat ofwel geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is ofwel dat die ontheffing kan worden verleend. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Flora- en faunawet desondanks aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
19. [appellanten sub 1] vrezen voor schade aan hun woning als gevolg van een stijging van de oppervlaktewater- en grondwaterstand die gepaard gaat met het dempen van de waterloop naast hun woningen.
19.1. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen schade aan de woningen van [appellanten sub 1] hoeft te worden verwacht als gevolg van een stijging van de oppervlaktewater- en grondwaterstand. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit het advies "Drainageadvies Julianadorp Oost fase 1" van Witteveen+Bos van 23 mei 2011 blijkt dat het leggen van een IT-riool op de locatie van de overgang van de J. van der Veerstraat naar het nieuwe gedeelte ten oosten daarvan een afdoende oplossing biedt ter voorkoming van wateroverlast. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.
Conclusie
20. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellanten sub 1] is ongegrond.
Proceskosten
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Meko Op- en Overslag B.V. en Marees Zelftank Service B.V. niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellanten sub 1] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013
646.