201205508/1/R3.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Helvoirt, gemeente Haaren,
appellant,
de raad van de gemeente Haaren,
verweerder.
Bij besluit van 12 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Vincent van Goghplein, Helvoirt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door A. Engelse, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
1. Met het plan is beoogd om de bestaande bebouwing aan het Vincent van Goghplein te Helvoirt te vervangen door nieuwbouw.
2. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengd" heeft vastgesteld voor het Vincent van Goghplein tegenover zijn woning.
Daartoe voert hij aan dat hij overlast vreest van de laad- en losactiviteiten van vrachtwagens die om 7 uur 's ochtends voor zijn deur zullen stoppen om de met het plandeel voorziene winkels te bevoorraden. Voorts zal de verkeersdrukte toenemen. Daarnaast leidt de bij het plan voorziene bouwmogelijkheid tot verlies van uitzicht. In dit verband wijst [appellant] op horizonvervuiling en stelt hij geen zicht meer te hebben op een bomenrij nabij zijn woning. Verder vreest [appellant] dat zijn woning in waarde zal dalen.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de laad- en losactiviteiten voldoen aan de ter zake geldende geluidregelgeving en dat er geen onevenredige toename van verkeer valt te verwachten. Voorts leidt de voorziene bebouwing volgens de raad niet tot een onevenredige aantasting van het uitzicht of waardedaling van de woning van [appellant].
2.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, woningen en een ondergrondse parkeergarage.
Ingevolge lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef en onder b, in samenhang met de verbeelding bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte van de gebouwen tegenover de woning van [appellant] maximaal 9 m onderscheidenlijk 11 m.
2.3. Op de begane grond van de bebouwing kan onder meer detailhandel worden gevestigd.
Wat betreft de vrees voor overlast in verband met de bevoorrading van de beoogde winkels welke met het plan mogelijk worden gemaakt, wordt overwogen dat het plan het mogelijk maakt om hiervoor een laad- en loshaven te realiseren. Deze is blijkens de nota van zienswijzen voorzien in de nabijheid van de woning van [appellant]. Voorts zullen volgens de raad de laad- en losactiviteiten plaatsvinden tussen 7.00 uur en 19.00 uur. Hierover overweegt de Afdeling dat het hiervan afkomstige geluid in die periode is uitgesloten van het maximaal toegestane geluidsniveau als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onder b, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de laad- en losactiviteiten kunnen voldoen aan de daarvoor geldende geluidregelgeving. Voorts zijn in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat hij onevenredige overlast zal ondervinden van de laad- en losactiviteiten van vrachtwagens voor zijn deur. Het betoog faalt.
2.4. Voorts zal de realisering van het plandeel ten opzichte van de bestaande situatie leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Het is echter niet aannemelijk dat deze toename, gelet op de omvang van de voorziene bebouwing en de capaciteit van de omliggende ontsluitingswegen, niet in het heersende, niet-onaanvaardbare, verkeersbeeld zal kunnen opgaan. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen onevenredige toename van verkeer valt te verwachten. Het betoog faalt.
2.5. Wat betreft het verlies aan uitzicht is de voorziene bouwhoogte van maximaal 11 m ter hoogte van de woning van [appellant] maximaal 2,5 m hoger dan de bestaande bouwhoogte in het plangebied. Deze toename van de bouwhoogte heeft de raad, gelet op de ligging van het plangebied in het centrumgebied van Helvoirt, in redelijkheid als passend kunnen aanmerken. Voorts bedraagt de afstand van de woning van [appellant] tot aan de voorziene bebouwing en de bomenrij blijkens de verbeelding ongeveer 19 m onderscheidenlijk 100 m. Bovendien staat er reeds bebouwing tussen de woning en de bomenrij. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bebouwing niet leidt tot een onevenredige aantasting van het uitzicht van [appellant]. Het betoog faalt.
2.6. Wat de eventueel nadelige invloed van het plandeel op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Het betoog faalt.
3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd", strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013