ECLI:NL:RVS:2013:BY7987

Raad van State

Datum uitspraak
9 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203715/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot verhoging huurtarieven volkstuinen en nutstuinen

In deze zaak gaat het om de vraag of de verhoging van de huurtarieven voor volkstuinen en nutstuinen door de raad der deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek een publiekrechtelijke handeling is. De Volkstuinvereniging Lusthof, gevestigd te Rotterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van Lusthof ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de verhoging van de huurtarieven geen publiekrechtelijke handeling is, omdat er geen wettelijke grondslag is voor de raad om deze tarieven vast te stellen. Lusthof betoogt echter dat de verhoging wel degelijk een publiekrechtelijke handeling is, omdat de Rotterdamse Bond van Volkstuinders als publiekrechtelijk verlengstuk van de gemeente fungeert en de deelraad beleid heeft vastgesteld dat de verhuur van volkstuinen en nutstuinen regelt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat een rechtshandeling publiekrechtelijk is indien het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. De Afdeling concludeert dat de bevoegdheid tot het verhogen van de huurtarieven voor volkstuinen en nutstuinen niet onder deze definitie valt en louter privaatrechtelijk is. Het feit dat de verhuur van volkstuinen en nutstuinen in beleidsstukken is opgenomen, doet hier niet aan af. De Afdeling bevestigt de eerdere uitspraak dat een bevoegdheid die haar basis vindt in het burgerlijk recht als publiekrechtelijk kan worden beschouwd, maar alleen als deze wordt gehanteerd in het kader van een aan het bestuursorgaan opgedragen publieke taak. In dit geval kan het verhuren van volkstuinen en nutstuinen niet als een dergelijke taak worden gezien.

Het hoger beroep van Lusthof wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 9 januari 2013.

Uitspraak

201203715/1/A3.
Datum uitspraak: 9 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Volkstuinvereniging Lusthof, gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2012 in zaak nr. 11/3379 in het geding tussen:
Lusthof
en
de raad der deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek.
Procesverloop
De raad heeft op 15 februari 2011 een verhoging van de huurtarieven voor de volkstuinen en nutstuinen vastgesteld met ingang van 1 april 2011.
Bij besluit van 28 juni 2011 heeft de raad het door Lusthof daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 15 februari 2012 heeft de rechtbank het door Lusthof daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Lusthof hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2012, waar Lusthof, vertegenwoordigd door S.E. van Idsinga-Elst en P.J.J. Limburg, bijgestaan door mr. S.J. Brunia, advocaat te Rotterdam, is verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling verstaan.
2.    De raad heeft het bezwaar van Lusthof tegen de verhoging van de huurtarieven voor volkstuinen en nutstuinen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, omdat er geen regeling is aan te wijzen op grond waarvan de raad verplicht dan wel bevoegd is de tarieven van de volkstuinen en nutstuinen vast te stellen. Het besluit is daardoor geen publiekrechtelijke handeling en geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, aldus de rechtbank.
3.    Lusthof betoogt dat de verhoging van de huurtarieven wel degelijk een publiekrechtelijke handeling en daarmee een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. De Rotterdamse Bond van Volkstuinders heeft een monopolie voor de verhuur van volkstuinen namens de gemeente Rotterdam en is daarmee een publiekrechtelijk verlengstuk van de gemeente, aldus Lusthof. De deelraad heeft in 2009 een Notitie Uitgangspunten Sociaal beleid vastgesteld, waarin is opgenomen dat onder andere de volkstuinen en nutstuinen tegen minimaal de kostprijs worden verhuurd. Dit is beleid van de deelgemeente en de deelraad. De beslissing tot vaststelling van de huurprijs is dus uitvloeisel van deelgemeentelijk beleid als publieke taak, aldus Lusthof. Ook zijn de volkstuinen opgenomen in het bestemmingsplan. Lusthof stelt dat de gemeente met het maken van het beleid zelf heeft gekozen voor een publiekrechtelijke weg. Tot slot voert Lusthof aan dat het volkstuinbeleid enige jaren geleden al onderwerp is geweest van onderzoek door de Rotterdamse Rekenkamer.
3.1.    Een rechtshandeling is publiekrechtelijk indien het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. De bevoegdheid tot het verhogen van de huurtarieven van de volkstuinen en nutstuinen valt hier niet onder, maar is louter privaatrechtelijk. Het feit dat de verhuur van volkstuinen en nutstuinen is opgenomen in verscheidene beleidsmatige stukken doet hier niet aan af.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 april 1995, LJN: AK3508) kan een bevoegdheid die haar basis vindt in het burgerlijk recht als publiekrechtelijk worden beschouwd indien de bevoegdheid wordt gehanteerd in het kader van een aan het bestuursorgaan opgedragen publieke taak. Het verhuren van volkstuinen en nutstuinen en daarmee het vaststellen van de huurtarieven daarvan kan niet als een zodanige taak worden gezien.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2013
317-773.