ECLI:NL:RVS:2013:998

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
201207648/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
  • T. van Goeverden-Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De vreemdeling had op 11 februari 2012 een aanvraag ingediend, die door de minister werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 13 juli 2012 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen. Zowel de vreemdeling als de minister hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep van de vreemdeling kennelijk ongegrond is. De door de vreemdeling aangevoerde argumenten voldoen niet aan de eisen van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, en er zijn geen vragen gerezen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Het hoger beroep van de minister daarentegen is gegrond, omdat de rechtbank de afwijzing van de aanvraag niet correct heeft beoordeeld. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van de minister ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2013, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de minister blijft daarmee in stand, en de vreemdeling heeft geen recht op een verblijfsvergunning asiel.

Uitspraak

201207648/1/V1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
1. [de vreemdeling],
2. de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/4732 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en de vreemdeling ieder hoger beroep ingesteld. De hogerberoepschriften zijn aangehecht.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben ieder een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.
2. Hetgeen de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift aanvoert en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.
3. Het hoger beroep van de vreemdeling is kennelijk ongegrond.
4. De door de staatssecretaris in zijn grief opgeworpen rechtsvraag over de veiligheidssituatie in Afghanistan heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 22 mei 2013 in zaak nr. 201111523/1/V2. De door de vreemdeling overgelegde stukken geven geen grond voor een ander oordeel. De staatssecretaris heeft zich dan ook terecht op grond van de in het besluit van 11 februari 2012 neergelegde motivering op het standpunt gesteld dat zich in de provincie Kandahar in Afghanistan niet de situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000 bescherming biedt.
De grief slaagt.
5. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 11 februari 2012 alsnog ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/4732;
IV. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2013
488-734