201209971/1/V3
Datum uitspraak: 26 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 28 september 2012 in zaak nr. 11/41347 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2011 heeft de minister voor Immigratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 september 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.
2. In de grieven klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling niet op de door hem gestelde wijze uit de gevangenis heeft kunnen ontsnappen. Hiertoe voert de staatssecretaris aan dat het regime in de overbevolkte gevangenis wel degelijk streng is, hetgeen het niet aannemelijk maakt dat de vreemdeling zijn cel kon verlaten en ongezien over de muur kon klimmen. Dit mede gelet op de slechte lichamelijke conditie waarin de vreemdeling verkeerde. De staatssecretaris stelt verder dat de rechtbank haar eigen oordeel over de ontsnapping uit de gevangenis in de plaats stelt van zijn oordeel hierover.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: van de Vw 2000) in redelijkheid heeft kunnen tegenwerpen. Nu de vreemdeling geen hoger beroep heeft ingesteld, moet van de juistheid ervan worden uitgegaan.
2.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 12 maart 2013 in zaak nr. 201205535/1/V4; www.raadvanstate.nl) gaat het bij de beoordeling van het asielrelaas meestal niet om de vraag of en in hoeverre een asielzoeker heeft bewezen dat het in zijn asielrelaas gestelde daadwerkelijk is voorgevallen. Een asielzoeker is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet worden gevergd zijn asielrelaas overtuigend met bewijs te staven. Om hem in zijn bewijspositie tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van zijn aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 in verbinding gelezen met artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift vreemdelingen 2000 en het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid dat de verklaringen van een asielzoeker in beginsel geloofwaardig worden geacht. Is echter sprake van een omstandigheid genoemd in voornoemd artikel 31, tweede lid, dan zal aan die voorwaarden niet zijn voldaan en zal gelet op bedoeld beleid van de verklaringen van de asielzoeker positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om het asielrelaas geloofwaardig te achten.
2.3. Eveneens volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 februari 2011 in zaak nr. 201002537/1/V2; www.raadvanstate.nl), behoort de beoordeling van de geloofwaardigheid van het door een asielzoeker in zijn asielrelaas gestelde, tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en kan de bestuursrechter die beoordeling slechts terughoudend toetsen. De maatstaf bij die te verrichten toetsing is niet het eigen oordeel van de bestuursrechter over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, maar of grond bestaat voor het oordeel dat de staatssecretaris, gelet op de motivering in het voornemen en het besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehoren, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, zich niet in redelijkheid op het door hem ingenomen standpunt kan stellen.
2.4. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 16 december 2011, gelezen in samenhang met het daarin ingelaste voornemen, op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de vreemdeling over zijn ontsnapping de vereiste positieve overtuigingskracht missen en daarom niet geloofwaardig zijn. Aan dit standpunt heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met hulp van de bewaker uit de gevangenis heeft kunnen ontsnappen, gelet op het risico dat de laatstgenoemde hiermee liep. Verder overtuigen de verklaringen over de ontsnapping uit de gevangenis evenmin omdat de vreemdeling heeft verklaard de cel nimmer te hebben verlaten behalve voor het onder begeleiding legen van de toiletemmer. Vanwege de overbevolking van de Surété gevangenis komen blijkens het rapport van Human Right Watch van augustus 2006 de volwassen gevangenen bijna nooit uit hun krappe cellen, hetgeen erop wijst dat er in de gevangenis een streng regime heerst. De overbevolking van de gevangenis maakt het verder niet aannemelijk dat er in de gevangenis een plek is waar iets onopvallend kan gebeuren. Dat de vreemdeling met een touw over de gevangenismuur van 2-3 meter hoog met daarop prikkeldraad is gesprongen, terwijl zijn lichamelijke conditie ten gevolge van mishandeling en zijn dieet van rijst met zout was verzwakt overtuigt evenmin. Dat hij hiertoe in staat was en hij de verwondingen door het prikkeldraad incasseerde, acht de staatssecretaris niet aannemelijk.
2.5. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris niet is ingegaan op de verklaring van de vreemdeling dat de bewaker hem heeft geholpen uit dankbaarheid voor hetgeen diens oom voor hem heeft gedaan. Dat de vreemdeling de bewaker niet kende, neemt niet weg dat de bewaker een bekende was van de oom van de vreemdeling, aldus de rechtbank. Uit voormeld rapport van Human Right Watch kan volgens de rechtbank slechts worden opgemaakt dat de Surété gevangenis overbevolkt is, waarin weinig ruimte is voor de 1000 gevangenen, aangezien deze slechts ruimte biedt aan 240-300 gevangenen, waardoor de meeste gevangenen 24 uur per dag in hun cel verblijven. Hieruit volgt volgens de rechtbank niet dat, zoals de staatssecretaris stelt, het onmogelijk is voor gevangenen om hun cel te verlaten. Verder heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat door de overbevolking in de gevangenis er daar geen plek is waar iets onopvallend kan gebeuren. De staatssecretaris is daarmee voorbij gegaan aan hetgeen de vreemdeling heeft gesteld over de kwaliteit van het personeel in de gevangenis en over het feit dat de gevangenis een verzameling vervallen gebouwen is, omheind met betonnen muurtjes met prikkeldraad. Het standpunt van de staatssecretaris dat de lichamelijke conditie van de vreemdeling dermate zou zijn verslechterd dat hij niet binnen enkele tellen met behulp van een touw over een muur heeft kunnen klimmen, volgt de rechtbank evenmin, omdat de staatssecretaris daarmee de verklaring van de vreemdeling dat hij in een dermate overlevingsdrang verkeerde waardoor het zelfs mogelijk was over een muur te klimmen, onvoldoende heeft weerlegd.
2.6. Gelet op het hiervoor in 2.2. en 2.3. weergegeven toetsingskader, biedt hetgeen de vreemdeling in beroep heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de staatsecretaris zich met de aan het besluit ten grondslag gelegde motivering niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zijn relaas voor wat betreft de ontsnapping uit de gevangenis positieve overtuigingskracht mist en daarom ongeloofwaardig is. Door zich over de betekenis van ieder van de elementen van de ontsnapping een oordeel te vormen en op grond daarvan te concluderen dat deze elementen ontoereikend zijn voor het oordeel van de staatssecretaris dat het asielrelaas in zoverre ongeloofwaardig is, heeft de rechtbank ten onrechte haar eigen oordeel over de geloofwaardigheid van de ontsnapping in de plaats gesteld van dat van de staatssecretaris. De grief slaagt derhalve.
3. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling, gezien het hiervoor overwogene, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 16 december 2011 alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 28 september 2012 in zaak nr. 11/41347;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2013
205