ECLI:NL:RVS:2013:97

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201303446/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Willemsoord 2012

Op 11 februari 2013 heeft de raad van de gemeente Den Helder het bestemmingsplan "Willemsoord 2012" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de stichting Restauratie HD2, gevestigd te Den Helder, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 21 mei 2013 ter zitting behandeld. HD2 stelt dat het bestemmingsplan negatieve gevolgen heeft voor haar werkzaamheden in de Medemblikkerloods, die zij huurt voor de restauratie van schepen. HD2 betoogt dat de loods minder goed bereikbaar zal zijn door de voorziene ontwikkelingen en dat dit haar werkzaamheden zal belemmeren.

De voorzitter overweegt dat HD2 als gebruiker van de loods een rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. HD2 richt zich tegen de bestemmingen "Cultuur en ontspanning" en "Gemengd - Uit te werken" en vreest onomkeerbare ontwikkelingen. De voorzitter stelt vast dat de adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed niet zonder meer wijzen op een ernstige aantasting van het cultureel erfgoed door de voorziene bouwhoogten. De raad heeft bovendien aangegeven dat de Rijksdienst zal worden geraadpleegd bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning.

De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken", omdat er nog geen uitwerkingsplan is. Uiteindelijk wijst de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanknopingspunten zijn dat het besluit in de bodemprocedure niet stand zal houden. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201303446/2/R1.
Datum uitspraak: 18 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Restauratie HD2, gevestigd te Den Helder,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Den Helder,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Willemsoord 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer HD2 beroep ingesteld. HD2 heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 mei 2013, waar HD2, vertegenwoordigd door haar bestuurder [bestuurder], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.M. van Buuren-Keizer, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De raad betoogt dat HD2 geen belanghebbende is bij het plan en dat het beroep derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief, actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2. Vast staat dat HD2 de in het plangebied gelegen Medemblikkerloods huurt die zij onder meer gebruikt als werkplaats voor de restauratie van schepen. HD2 keert zich tegen de mogelijkheden die het plan biedt en de gevolgen daarvan voor haar werkzaamheden in de loods. Volgens HD2 zal de loods vanwege de voorziene ontwikkelingen minder goed bereikbaar zijn en zal zij haar werkzaamheden hierdoor niet op dezelfde manier kunnen voortzetten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is niet uitgesloten dat HD2 vanwege het plan dergelijke gevolgen zal ondervinden. Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, anders dan de raad betoogt, het belang van HD2 als gebruiker van de loods rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken.
3. HD2 richt zich tegen het plandeel met onder meer de bestemming "Cultuur en ontspanning" en de aanduidingen "karakteristiek", "theater" en "specifieke bouwaanduiding - t.b.v. hoogteaccent 27 m" voor het perceel ten westen van de loods en het plandeel met onder meer de bestemming "Gemengd - Uit te werken" voor het perceel ten noorden van de loods. HD2 beoogt met haar verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van deze plandelen te voorkomen. HD2 betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in bouwhoogten die de hoogte van de bestaande gebouwen overstijgt. Volgens HD2 betekent dit een ernstige inbreuk op het in het plangebied aanwezige cultureel erfgoed en is dit in strijd met adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. HD2 betoogt voorts dat binnen de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ten onrechte geen bebouwingspercentage en parkeergelegenheden zijn aangegeven, zodat onduidelijk is welke ontwikkelingen hier kunnen plaatsvinden.
3.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a en 6, van de planregels zijn de voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden bestemd voor recreatieve voorzieningen zijnde een theater en schouwburg ter plaatse van de aanduiding "theater".
Ingevolge lid 4.2.2, onder c en d, geldt voor het bouwen van gebouwen dat ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" een maximale goot- en bouwhoogte geldt zoals deze bestond op de eerste dag van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan en de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen in stand wordt gehouden.
Ingevolge lid 4.3, onder a, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van een hoogteaccent voor de toneeltoren van de schouwburg met een maximale bouwhoogte van 27 m ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - t.b.v. hoogteaccent 27 m".
3.2. Zoals volgt uit artikel 4, lid 4.2.2, aanhef en onder c en d, van de planregels kan de voorziene schouwburg bij recht niet hoger worden dan het thans aanwezige gebouw en dient de karakteristieke hoofdvorm hiervan in stand te worden gehouden. Voor zover de voorziene schouwburg ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - t.b.v. hoogteaccent 27 m" tot 27 m hoog kan worden, geldt dat hiervoor een omgevingsvergunning om af te wijken van het plan dient te worden verleend. Anders dan HD2 betoogt, volgt uit de adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed niet zonder meer dat het hanteren van bouwhoogten hoger dan de feitelijk aanwezige bebouwing leidt tot aantasting van het cultureel erfgoed, maar staat in deze adviezen dat in geval van noodzaak hogere bebouwing is toegestaan. Uit de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ingediende overlegreactie volgt bovendien dat zij niet bij voorbaat tegen het realiseren van hoogbouw in het plangebied is en dat zij van mening is dat voor een toneeltoren bij de schouwburg een duidelijk functioneel argument bestaat, maar dat hierover afstemming dient plaats te vinden in relatie tot de fysieke en monumentale waarde van het gebouw. De raad heeft toegelicht dat bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zal worden geraadpleegd. Gelet hierop bestaat, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, geen aanleiding voor het oordeel dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van het ter plaatse aanwezige culturele erfgoed.
3.3. Voor zover het verzoek ziet op het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" voor het perceel ten noorden van de loods, geldt dat ingevolge artikel 8, lid 8.3.1, onder a, van de planregels hier geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zonder een inwerking getreden uitwerkingsplan. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat nog geen ontwerp-uitwerkingsplan ter inzage is gelegd en evenmin concreet uitzicht bestaat dat op korte termijn een ontwerp-uitwerkingsplan te verwachten is. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang is gemoeid.
4. In hetgeen HD2 overigens heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2013
523.