201205323/1/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 april 2012 in zaak nr. 11/403 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2010 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie over een strafrechtelijk onderzoek naar het frauderen bij het aan land brengen van vis afgewezen.
Bij besluit van 14 maart 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen ten aanzien van bepaalde in het besluit nader vermelde documenten en voor het overige gehandhaafd, zij het met verbetering van de gronden waarop het rust.
Bij uitspraak van 25 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 11 juli 2012 heeft [appellante] toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mrs. C.G. Zandee en W.G. van Duijn, beiden werkzaam in dienst van het Ministerie, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 12 juni 2013 in deze zaak heeft de Afdeling de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een gebrek in het besluit van 14 maart 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De staatssecretaris heeft ter uitvoering van die tussenuitspraak op 4 juli 2013 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 25 juli 2013 heeft [appellante] daarover een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het overgangsrecht, zoals dat is neergelegd in artikel 1, derde lid, volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
3. De staatssecretaris heeft in het besluit van 4 juli 2013 de motivering van dat van 14 maart 2011 overgenomen en aangevuld en per onleesbaar gemaakte passage vermeld, welke weigeringsgrond aan de desbetreffende weigering ten grondslag is gelegd. De staatssecretaris heeft bij enkele passages andere weigeringsgronden aan de weigering ten grondslag gelegd, dan hij, blijkens de stukken, waarvan de Afdeling met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis heeft genomen, in het besluit van 14 maart 2011 heeft gedaan. Op deze manier is niet op juiste wijze uitvoering gegeven aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de staatssecretaris opnieuw opdragen om - in overeenstemming met de vertrouwelijk aan de Afdeling overgelegde documenten - per onleesbaar gemaakte passage te vermelden, welke weigeringsgrond aan de weigering ten grondslag is gelegd.
4. Aan bespreking van hetgeen [appellante] in haar zienswijze heeft aangevoerd, komt de Afdeling niet toe.
5. In de einduitspraak zal over de proceskosten in beroep en hoger beroep en vergoeding van het betaalde griffierecht worden beslist.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de staatssecretaris van Financiën op om binnen 4 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 14 maart 2011, met kenmerk DGB/2010/8412, te herstellen en de Afdeling het resultaat mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Binnema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
589.