ECLI:NL:RVS:2013:969

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
201205323/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over openbaarmaking van informatie inzake strafrechtelijk onderzoek naar visfraude

Op 4 september 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzoek om openbaarmaking van informatie over een strafrechtelijk onderzoek naar frauduleuze praktijken bij het aan land brengen van vis. Het verzoek van [appellante] was eerder door de staatssecretaris afgewezen op 9 november 2010. Na bezwaar van [appellante] heeft de staatssecretaris op 14 maart 2011 het bezwaar gegrond verklaard, maar het besluit niet volledig herroepen. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van [appellante] op 25 april 2012 ongegrond, waarna [appellante] hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 mei 2013, waar [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen en de staatssecretaris door mrs. C.G. Zandee en W.G. van Duijn, heeft de Afdeling de zaak behandeld. In een eerdere tussenuitspraak van 12 juni 2013 werd de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een gebrek in het besluit van 14 maart 2011 te herstellen. De staatssecretaris heeft op 4 juli 2013 een nieuw besluit genomen, maar dit voldeed niet aan de eisen die in de tussenuitspraak waren gesteld.

De Afdeling heeft in deze tussenuitspraak opnieuw de staatssecretaris opgedragen om het besluit van 14 maart 2011 te herstellen en de Afdeling te informeren over het resultaat. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om informatie, vooral in het kader van strafrechtelijke onderzoeken. De einduitspraak zal later ook betrekking hebben op de proceskosten en de vergoeding van griffierechten.

Uitspraak

201205323/1/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 april 2012 in zaak nr. 11/403 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2010 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie over een strafrechtelijk onderzoek naar het frauderen bij het aan land brengen van vis afgewezen.
Bij besluit van 14 maart 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen ten aanzien van bepaalde in het besluit nader vermelde documenten en voor het overige gehandhaafd, zij het met verbetering van de gronden waarop het rust.
Bij uitspraak van 25 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 11 juli 2012 heeft [appellante] toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mrs. C.G. Zandee en W.G. van Duijn, beiden werkzaam in dienst van het Ministerie, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 12 juni 2013 in deze zaak heeft de Afdeling de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een gebrek in het besluit van 14 maart 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De staatssecretaris heeft ter uitvoering van die tussenuitspraak op 4 juli 2013 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 25 juli 2013 heeft [appellante] daarover een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het overgangsrecht, zoals dat is neergelegd in artikel 1, derde lid, volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
3. De staatssecretaris heeft in het besluit van 4 juli 2013 de motivering van dat van 14 maart 2011 overgenomen en aangevuld en per onleesbaar gemaakte passage vermeld, welke weigeringsgrond aan de desbetreffende weigering ten grondslag is gelegd. De staatssecretaris heeft bij enkele passages andere weigeringsgronden aan de weigering ten grondslag gelegd, dan hij, blijkens de stukken, waarvan de Afdeling met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis heeft genomen, in het besluit van 14 maart 2011 heeft gedaan. Op deze manier is niet op juiste wijze uitvoering gegeven aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de staatssecretaris opnieuw opdragen om - in overeenstemming met de vertrouwelijk aan de Afdeling overgelegde documenten - per onleesbaar gemaakte passage te vermelden, welke weigeringsgrond aan de weigering ten grondslag is gelegd.
4. Aan bespreking van hetgeen [appellante] in haar zienswijze heeft aangevoerd, komt de Afdeling niet toe.
5. In de einduitspraak zal over de proceskosten in beroep en hoger beroep en vergoeding van het betaalde griffierecht worden beslist.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de staatssecretaris van Financiën op om binnen 4 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 14 maart 2011, met kenmerk DGB/2010/8412, te herstellen en de Afdeling het resultaat mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Binnema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
589.