ECLI:NL:RVS:2013:967

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201302767/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kom Hooge Mierde' en de toetsing van inbreidingslocaties

Op 28 augustus 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Kom Hooge Mierde'. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Reusel-De Mierden op 29 januari 2013, werd aangevochten door twee appellanten, wonend in Hooge Mierde. De appellanten stelden dat de raad ten onrechte geen woningbouwmogelijkheden had voorzien voor hun percelen, die zij als inbreidingslocaties beschouwden. De raad had echter vastgesteld dat de percelen niet voldeden aan de criteria voor inbreidingslocaties en dat de ontwikkelingen niet samenhingen met een woningbouwontwikkeling door de gemeente.

Tijdens de zitting op 17 juli 2013 werden de appellanten vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. W. Krijger, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door M. Verkooijen. De Afdeling oordeelde dat de raad beleidsvrijheid had bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dat de toetsing van de Afdeling terughoudend diende te zijn. De appellanten voerden aan dat de raad met twee maten meet, omdat andere percelen wel als inbreidingslocaties waren aangemerkt. De raad weerlegde dit door te stellen dat de percelen van de appellanten niet in aanmerking kwamen voor woningbouw, omdat zij niet voldeden aan de criteria voor woningbouwprioritering.

De Afdeling concludeerde dat de raad op basis van de structuurvisie en het plan van aanpak gemotiveerd had aangegeven waarom de percelen niet als inbreidingslocaties konden worden aangemerkt. De appellanten hadden niet aannemelijk gemaakt dat de stedenbouwkundige adviezen en quickscans gebreken vertoonden. De Afdeling verklaarde de beroepen ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de raad bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de terughoudende toetsing door de rechter.

Uitspraak

201302767/1/R3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Hooge Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,
2. [appellant sub 2], wonend te Hooge Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,
en
de raad van de gemeente Reusel-de Mierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Hooge Mierde - [locatie 1] en [locatie 2]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2013, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door M. Verkooijen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actualisering van de planologische regelingen voor de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in de kern Hooge Mierde.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie 1] onderscheidenlijk het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor de gronden ten noorden van het perceel [locatie 2] heeft vastgesteld, voor zover daarin niet is voorzien in woningbouw. Zij voeren aan dat hun percelen als inbreidingslocatie hadden moeten worden aangemerkt en zij beroepen zich daarbij op de bestemming van de percelen De Stad 10-12, De Stad 18 en Myrthaplein 10-12 die wel een woningbouwmogelijkheid hebben gekregen.
Voorts meet de raad volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] met twee maten, omdat hun percelen strenger aan de criteria om als inbreidingslocatie te worden aangemerkt zijn getoetst dan percelen in het bestemmingsplan "Kom Hooge Mierde" die wel als inbreidingslocatie zijn aangemerkt. Voor hun percelen zijn nieuwe stedenbouwkundige adviezen ingewonnen en quickscans uitgevoerd met uitkomsten die, in tegenstelling tot die andere percelen, er niet toe hebben geleid dat hun percelen als inbreidingslocatie zijn aangemerkt. Ook zijn de conclusies van de nieuwe stedenbouwkundige adviezen en quickscans over hun percelen niet juist.
Verder voeren zij aan dat de raad ten onrechte nieuwe criteria voor het verlenen van medewerking aan woningbouw heeft bedacht die niet van toepassing waren op die andere percelen en hieraan heeft getoetst.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de percelen De Stad 10-12, De Stad 18 en Myrthaplein 10-12 geen gelijke gevallen zijn. De raad is voorts van mening dat de percelen [locatie 1] en [locatie 2] niet in aanmerking komen voor de bouw van nieuwe woningen. Volgens de raad voldoen deze percelen niet aan de criteria voor het aanwijzen van inbreidingslocaties. Los daarvan voldoen zij ook niet aan de criteria voor woningbouwprioritering.
3.2. Ter zitting is vast komen te staan dat de percelen De Stad 10-12, en Myrthaplein 10-12 geen inbreidingslocaties zijn en dat het perceel De Stad 18 een Ruimte voor Ruimte-locatie is waarvoor andere criteria voor woningbouw gelden. Gelet hierop kan het betoog dat sprake is van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld niet slagen.
3.3. Bij uitspraak van 28 juli 2010, in zaak nr. 200909645/1/R3, heeft de Afdeling in het kader van de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het vorige bestemmingsplan "Kom Hooge Mierde" de plandelen met de bestemmingen "Wonen" ter plaatse van het perceel [locatie 1] en "Agrarisch" voor het perceel ten noorden van [locatie 2] vernietigd. Daarbij is overwogen dat bij het bestreden besluit niet aan de hand van de door de raad gehanteerde criteria voor het aanwijzen van inbreidingslocaties is aangegeven om welke reden niet wordt voldaan aan het door hem gehanteerde beleid, zoals dat is neergelegd in de "StructuurvisiePlus Gemeente Reusel-De Mierden" (hierna: structuurvisie) van 19 juli 2004 en het "Plan van aanpak 'Vervolg realisering inbreidingslocaties'" (hierna: plan van aanpak) van 8 november 2005.
3.4. Naar aanleiding van de uitspraak van 28 juli 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders aan de hand van de criteria van de structuurvisie en het plan van aanpak beoordeeld of de percelen [locatie 1] en [locatie 2] aangemerkt kunnen worden als inbreidingslocaties. De resultaten van deze beoordeling zijn neergelegd in twee notities van 31 juli 2012 over onderscheidenlijk de percelen [locatie 1] en [locatie 2], waaraan de raad zich heeft geconformeerd.
In de notities wordt geconcludeerd dat de percelen [locatie 1] en [locatie 2] op grond van de ruimtelijke, volkshuisvestings- en uitvoeringstechnische criteria van de structuurvisie niet zijn aan te merken als inbreidingslocatie. Daartoe is van belang geacht dat de ontwikkelingen niet samenhangen met een woningbouwontwikkeling door de gemeente en dat in beide gevallen minder dan tien nieuwe woningen worden gerealiseerd die niet zijn bestemd voor een specifieke doelgroep. Ook wordt met de nieuwe woningen geen directe bijdrage geleverd aan het groen of het landschap. Daarnaast wordt volgens de notities niet voldaan aan de stedenbouwkundige criteria. Daartoe wordt gewezen op de stedenbouwkundige adviezen die voor zowel het perceel [locatie 1] als [locatie 2] zijn opgesteld van 26 april 2012. Over het perceel [locatie 1] wordt vermeld dat het bestempelen van dit perceel als inbreidingslocatie niet wenselijk is, omdat een verdichting van het historische landbouwlint waarin dit perceel ligt tot verslechtering van de landelijke overgang zal leiden. Over het perceel [locatie 2] wordt vermeld dat pas kan worden gesproken over een aanvaardbare inbreidingslocatie als een bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit. Het bestempelen als inbreidingslocatie is niet wenselijk, omdat dit perceel deel uitmaakt van een historisch dorpslint en de open bebouwingsstructuur van de Hoogstraat als een kwaliteit geldt. Verder staat in de notities dat niet wordt voldaan aan de milieutechnische criteria, omdat uit de quickscans voor zowel het perceel [locatie 1] als [locatie 2] van 2 juli 2012 volgt dat de hindercontouren van omliggende bedrijven mogelijk een belemmering vormen voor de bouw van nieuwe woningen.
Wat betreft het plan van aanpak wordt volgens de notities, gelet op de conclusies in de stedenbouwkundige adviezen, niet voldaan aan de ruimtelijke criteria van het plan van aanpak. Ook wordt niet voldaan aan het functionele criterium over de beperking door hindercirkels.
3.5. Gelet op het voorgaande heeft de raad alsnog aan de hand van de criteria van de structuurvisie en het plan van aanpak gemotiveerd waarom de percelen [locatie 1] en [locatie 2] niet aangemerkt kunnen worden als inbreidingslocatie. Daarbij heeft de raad in redelijkheid de stedenbouwkundige adviezen en quickscans kunnen betrekken. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de stedenbouwkundige adviezen en quickscans naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat deze niet aan de notities ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Verder hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet nader onderbouwd waarom hun percelen strenger zijn beoordeeld dan de percelen in het bestemmingsplan "Kom Hooge Mierde" die wel als inbreidingslocaties zijn aangemerkt.
Het betoog faalt.
3.6. Op 20 september 2011 heeft de raad de Prioriteringsmethodiek vastgesteld. Volgens de Prioriteringsmethodiek worden verzoeken om woningbouw beoordeeld op de punten sociaal, toekomstige behoefte, het oplossen van stedenbouwkundige knelpunten, herbouw en concurrentie en wordt alleen medewerking aan een verzoek om woningbouw verleend, indien dit verzoek op minimaal drie van de vijf punten scoort. In de notities van 31 juli 2012 is op basis van voornoemde punten beoordeeld of de percelen in aanmerking komen voor medewerking aan woningbouw. In de notities wordt geconcludeerd dat de percelen nul punten scoren van de benodigde vijf, zodat geen medewerking kan worden verleend.
Nu de raad bevoegd is op basis van gewijzigde inzichten aanvullende criteria over het toestaan van nieuwbouw van woningen vast te stellen en gehouden is deze bij het bestreden besluit te betrekken heeft de raad terecht getoetst aan de Prioriteringsmethodiek.
Het betoog faalt.
3.7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van stukken die zij in het kader van de bestemmingsplanprocedure hebben ingebracht. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op hetgeen in deze stukken is aangevoerd. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de inhoud van de desbetreffende stukken in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
4. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
429-629.