ECLI:NL:RVS:2013:957

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201301636/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming in planschade door college van burgemeester en wethouders van Raalte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die op 15 januari 2013 zijn beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade ongegrond verklaarde. De aanvraag was gedaan naar aanleiding van een bestemmingsplan dat op 29 november 2009 in werking trad, waardoor de realisering van een nieuwe woonwijk mogelijk werd. [appellant] stelde dat hij schade leed door waardevermindering van zijn perceel, gelegen aan de [locatie] te Heeten, als gevolg van deze planologische verandering. Het college van burgemeester en wethouders van Raalte had de aanvraag op 14 februari 2012 afgewezen, en dit besluit werd in bezwaar door het college gehandhaafd. De schadecommissie had geadviseerd om de aanvraag af te wijzen, omdat het planologisch nadeel dat [appellant] zou lijden, lager was dan het forfaitair normaal maatschappelijk risico dat in dit geval gold.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 juli 2013 ter zitting behandeld. De rechtbank had overwogen dat de schadecommissie de waarde van het perceel onder het oude bestemmingsplan op € 320.000,00 had getaxeerd en onder het nieuwe bestemmingsplan op € 317.500,00, wat resulteerde in een planologisch nadeel van € 2.500,00. Dit bedrag was lager dan het in de wet vastgestelde bedrag van € 6.400,00, waardoor de aanvraag niet kon worden toegewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zijn aanvraag terecht heeft afgewezen. Hij stelde dat de geluidsoverlast en lichthinder die hij ondervond, niet in overeenstemming waren met de bevindingen van de schadecommissie. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geluidsoverlast hoger was dan de wettelijke grens en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de aanvraag mocht afwijzen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201301636/1/A2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heeten, gemeente Raalte,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 15 januari 2013 in zaak nr. 12/1883 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2012 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.
Bij besluit van 1 augustus 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2013, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.T. Brouwer, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kent het college degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, blijft binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, blijft van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak in ieder geval voor rekening van de aanvrager: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade.
2. [appellant] heeft eind 2002 het perceel met woning en winkel aan de [locatie] te Heeten (hierna: het perceel) in eigendom verworven. Hij heeft verzocht om een tegemoetkoming in planschade ten gevolge van het op 29 november 2009 in werking getreden bestemmingsplan "De Veldegge, fase 1 De Enk", omdat dit plan de realisering van de nieuwe woonwijk ‘De Veldegge’ op gronden tegenover het perceel (hierna: het bouwterrein) mogelijk maakt. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" mochten op het bouwterrein voorheen agrarische bedrijven worden uitgeoefend, waarbij agrarische bebouwing alleen ter plaatse van een op de plankaart aangeduid bouwperceel mocht worden opgericht. Voor gronden aan de overzijde van de Holterweg ter hoogte van het perceel van [appellant] was op de plankaart geen bouwperceel aangeduid. Buiten de agrarische bouwpercelen mochten uitsluitend andere bouwwerken met een maximale hoogte van twee meter worden opgericht. Volgens [appellant] lijdt hij ten gevolge van de planologische verandering door aantasting van zijn uitzicht en lichthinder van de koplampen van auto’s die vanaf een ontsluitingsweg van de nieuwbouwwijk de Holterweg oprijden planologisch nadeel, bestaande uit waardevermindering van het perceel.
3. Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 14 februari 2012 een advies van de gemeentelijke planschadebeoordelingscommissie (hierna: de schadecommissie) van 9 januari 2012 ten grondslag gelegd. Volgens dat advies lijdt [appellant] ten gevolge van de planologische verandering planologisch nadeel, nu het voorheen vrije uitzicht aan de voorzijde van zijn woning is beperkt en hij enige hinder kan ondervinden van in de woning schijnende koplampen van auto’s. De schadecommissie heeft de waarde van het perceel onder het bestemmingsplan "Buitengebied" getaxeerd op € 320.000,00 en onder het bestemmingsplan "De Veldegge, fase 1 De Enk" op € 317.500,00 en aldus het planologisch nadeel bepaald op € 2.500,00. De schadecommissie heeft geadviseerd het verzoek van [appellant] af te wijzen, omdat dit schadebedrag lager is dan het in dit geval ingevolge artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro geldende forfaitair normaal maatschappelijk risico ten bedrage van € 6.400,00.
4. De rechtbank heeft overwogen dat de zaak op 22 november 2012 ter zitting door de rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld. Zij heeft, anders dan [appellant] betoogt, met juistheid overwogen dat vanwege de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) op 1 januari 2013, de uitspraak op 15 januari 2013 is gedaan door de rechtbank Oost-Nederland.
5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat het college zijn aanvraag om een tegemoetkoming in planschade terecht heeft afgewezen, heeft miskend dat hij ten gevolge van de planologische verandering schade lijdt, omdat de geluidsoverlast hoger is dan 48 dB en hij lichthinder ondervindt van koplampen van auto’s, die vanuit de nieuwbouwwijk de Holterweg oprijden.
5.1. Dit betoog faalt evenzeer. Op pagina 26 van de toelichting bij het bestemmingsplan "De Veldegge, fase 1 De Enk" is vermeld dat de nieuw te bouwen woonwijk een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai zal ondervinden, die onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt. [appellant] heeft niet aangevoerd waarom dit onjuist is. Niet valt in te zien dat hij van die geluidsbelasting planologisch nadeel zal ondervinden. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, heeft [appellant] verder niet aannemelijk gemaakt dat het advies van de schadecommissie op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins zodanige gebreken kleven, dat het college daarop niet mocht afgaan. Nu volgens dat advies het door [appellant] ten gevolge van de planologische verandering geleden planologisch nadeel niet uitkomt boven het in dit geval ingevolge artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro geldende forfaitair normaal maatschappelijk risico, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zijn aanvraag terecht heeft afgewezen.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
507.