ECLI:NL:RVS:2013:938

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201306853/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • J.A.W. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor woningbouw in Sint Jansteen

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Hulst tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 juli 2013. Deze uitspraak verklaarde het beroep van [wederpartij] gegrond en vernietigde het besluit van 16 april 2013, waarin het college het bezwaar van [wederpartij] tegen de omgevingsvergunning van 1 februari 2013 ongegrond had verklaard. De omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een woning op een perceel in Sint Jansteen, dat volgens het bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' had. Het college had eerder op 20 juli 2010 vrijstelling van het bestemmingsplan verleend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de omgevingsvergunning niet correct was voorbereid, omdat deze niet met de uitgebreide voorbereidingsprocedure was behandeld. Het college betoogde dat er geen aanleiding was om de uitspraak van de voorzieningenrechter te vernietigen, maar de voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De voorzitter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Tevens werd aangegeven dat de bodemzaak versneld behandeld zou worden, zodat deze binnen drie maanden ter zitting kan komen.

Uitspraak

201306853/2/A1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Hulst,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 juli 2013 in zaak nrs. 13/3773 en 13/3506 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2013 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel [locatie] te Sint Jansteen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 april 2013 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 april 2013 vernietigd en het besluit van 1 februari 2013 herroepen.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Het college heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 augustus 2013, waar het college, vertegenwoordigd door P. Verstraeten en M. Eggermont, beiden werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Sint Jansteen" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch". De beoogde woning is in strijd met deze bestemming. Teneinde deze strijdigheid weg te nemen heeft het college krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) bij besluit van 20 juli 2010 vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Vervolgens heeft het college met gebruikmaking van die vrijstelling omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), verleend.
3. Op 31 december 2011 zijn de artikelen 1.5a en 1.5b van de Invoeringswet Wabo in werking getreden.
Artikel 1.5b, eerste lid, stelt een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO, die voor 1 oktober 2010 reeds was verleend maar op die datum nog niet onherroepelijk was, voor zover zij ziet op een bouwactiviteit waarvoor voor 1 oktober 2010 nog geen aanvraag om een bouwvergunning op grond van de Woningwet was ingediend, gelijk met een besluit met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
In artikel 1.5b, derde lid, van de Invoeringswet Wabo is, onder verwijzing naar artikel 1.5a, derde lid, van die wet, bepaald dat indien een vrijstelling is voorbereid met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), een omgevingsvergunning tweede fase die gebruik maakt van die vrijstelling, eveneens moet worden voorbereid met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.3. van de Wabo, gelezen in samenhang met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.
4. Het college heeft het besluit van 20 juli 2010 waarbij vrijstelling is verleend voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, maar het heeft het besluit van 1 februari 2013 waarbij de omgevingsvergunning is verleend, voorbereid met toepassing van de reguliere procedure als bedoeld in paragraaf 3.2. van de Wabo.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het besluit tot vrijstelling van het bestemmingsplan en het besluit tot verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de mogelijkheid van beroep en bezwaar als één besluit moeten worden aangemerkt. Deze concentratie van rechtsbescherming leidt ertoe dat pas tegen het besluit tot vrijstelling kan worden opgekomen wanneer het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is genomen. Daarnaast kan een besluit tot vrijstelling eerst vanaf dat moment onherroepelijk worden. Anders dan het college heeft aangevoerd, kan [wederpartij] in dit stadium in rechte opkomen tegen het besluit tot vrijstelling, aldus de voorzieningenrechter.
Verder heeft de voorzieningenrechter overwogen dat uit 1.5b, eerste lid, en 15b, derde lid, van de Invoeringswet Wabo volgt dat op de voorbereiding van het besluit van 1 februari 2013 de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Dat betekent dat het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen met de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 had dienen te worden voorbereid. Er bestaat geen aanleiding om gebruik te maken van de mogelijkheid om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, aldus de voorzieningenrechter.
5. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het vrijstellingsbesluit, waartegen de beroepsgronden van [wederpartij] zich richten, op 8 september 2010 onherroepelijk is geworden en dat artikel 1.5b, eerste lid, van de Invoeringswet Wabo niet van toepassing is op een voor 1 oktober 2010 onherroepelijk geworden vrijstellingsbesluit. Indien wordt geoordeeld dat het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning had moeten worden voorbereid met de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb, dan had de voorzieningenrechter, zo betoogt het college, dit gebrek had moeten passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Volgens het college zijn belanghebbenden op geen enkele manier geschaad, nu ten aanzien van het besluit van 1 februari 2013 gelegenheid is gegeven tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep.
5.1. Vooralsnog wordt in hetgeen het college naar voren heeft gebracht, geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de omgevingsvergunning mocht worden verleend.
Dat artikel 1.5b, eerste lid, van de Invoeringswet Wabo niet van toepassing is op een voor 1 oktober 2010 onherroepelijk geworden vrijstellingsbesluit, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het vrijstellingsbesluit van 20 juli 2010 voor zover dat betrekking heeft op het bouwen van de woning op het perceel, niet zelfstandig appellabel is, maar dat daartegen eerst kan worden opgekomen in het kader van een beslissing op een voor dat bouwplan ingediende aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
Verder leidt de omstandigheid dat ten aanzien van het besluit van 1 februari 2013 gelegenheid is gegeven tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep, niet tot het oordeel dat de voorzieningenrechter het aan het besluit van 1 februari 2013 klevende gebrek zoals hiervoor geconstateerd, had moeten passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Hiermee heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat er geen enkele potentieel belanghebbende is benadeeld door het achterwege laten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. De voorzitter zal, gelet op het reële belang van [belanghebbende] om spoedig duidelijkheid te verkrijgen, bevorderen dat de bodemzaak versneld zal worden behandeld als bedoeld in artikel 8:52 van de Awb, zodat deze op een termijn van drie maanden ter zitting kan worden behandeld.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2013
543.