201207255/1/A3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Deutsche Telekom AG, gevestigd te Bonn, Duitsland,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 13 juni 2012 in zaak
nr. 10/8158 in het geding tussen:
Deutsche Telekom
en
NL Octrooicentrum.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2010 heeft NL Octrooicentrum een verzoek van Deutsche Telekom tot herstel van het op haar naam gestelde Europees octrooi nr. 1813129 voor Nederland - dat per 1 april 2009 is vervallen - ongegrond verklaard en het gevraagde herstel afgewezen.
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft NL Octrooicentrum het door Deutsche Telekom daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juni 2012 heeft de rechtbank het door
Deutsche Telekom daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Deutsche Telekom hoger beroep ingesteld.
NL Octrooicentrum heeft een verweerschrift ingediend.
Deutsche Telekom heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2013, waar Deutsche Telekom, vertegenwoordigd door mr. J. van Breda, partner bij Octrooibureau Los en Stigter B.V., bijgestaan door mr. E.A.W. Driest-Schellaars, advocaat te Leiden, en mr. A.F. Kupecz, advocaat te Amsterdam, en NL Octrooicentrum, vertegenwoordigd door mr. C.E. McLean-Laurman, werkzaam bij NL Octrooicentrum, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
Ingevolge artikel 122, eerste lid, van het Verdrag inzake de verlening van Europese Octrooien (hierna: het Europees Octrooiverdrag) wordt een aanvrager of houder van een Europees octrooi die, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat is geweest ten aanzien van het Europees Octrooibureau een termijn in acht te nemen, op verzoek in zijn rechten hersteld indien het niet-naleven van deze termijn rechtstreeks tot gevolg heeft dat de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen, dat de Europese octrooiaanvrage wordt geacht te zijn ingetrokken, dat het Europees octrooi wordt herroepen of dat een ander recht of rechtsmiddel verloren gaat.
Ingevolge artikel 62 van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: Row 1995) vervalt een octrooi van rechtswege, wanneer de in artikel 61 genoemde bedragen niet binnen zes kalendermaanden na de daar genoemde vervaldag zijn betaald.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, wordt, indien de houder van een Europees octrooi, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat is geweest een termijn ten opzichte van het Bureau in acht te nemen, op zijn verzoek door het Bureau de vorige toestand hersteld indien het niet in acht nemen van de termijn ingevolge deze rijkswet rechtstreeks heeft geleid tot het verlies van enig recht of rechtsmiddel.
2. Het op 21 mei 2008 aan Deutsche Telekom verleende Europees octrooi is in Nederland van rechtswege vervallen, omdat - door een fout van de door haar in de arm genomen octrooigemachtigde, Octrooibureau Los en Stigter B.V. - niet tijdig de verschuldigde jaartaks is voldaan.
3. Deutsche Telekom heeft een verzoek om herstel van het octrooi in de vorige toestand gedaan op grond van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995. Dat verzoek heeft NL Octrooicentrum afgewezen, omdat naar diens oordeel ten kantore van Los en Stigter niet de vereiste zorgvuldigheid is betracht. Daarbij heeft NL Octrooicentrum in aanmerking genomen dat [medewerker] abusievelijk de vervaldatum van het octrooi niet in het administratieve systeem heeft ingevoerd, waardoor de betalingstermijn van dat octrooi niet werd bewaakt, en dat hij vervolgens het dossier niet ter controle aan de cijnsadministratie heeft doorgegeven, waardoor deze fout niet is opgemerkt. NL Octrooicentrum acht het niet invoeren van een termijn in een administratief systeem een voorzienbare fout, die ook gemaakt kan worden door ervaren, goed ingewerkt en normaliter zorgvuldig werkend personeel en die in een goed werkend administratief systeem door een onafhankelijk ingebouwde controle zou kunnen worden ondervangen. Niet is echter aannemelijk gemaakt dat [medewerker] goed ingewerkt, ervaren en normaliter zorgvuldig werkend is, aldus NL Octrooicentrum. Dat [medewerker] enige ervaring niet kan worden ontzegd en dat hij bovendien ruimte beschikbaar had naast zijn eigenlijke boekhoudwerkzaamheden, acht NL Octrooicentrum onvoldoende voor de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat [medewerker] goed ingewerkt was voor het werk op de centrale administratie. Daarbij heeft NL Octrooicentrum in aanmerking genomen dat [medewerker] naast voormelde fouten die hebben geleid tot het verval ook op andere punten niet gehandeld heeft conform de te volgen procedure. De enkele omstandigheid dat [medewerker] wel eens het hoofd van de cijnsafdeling of andere medewerkers had vervangen, acht NL Octrooicentrum onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij zelfstandig wist hoe hij alle administratieve werkzaamheden die bij het verwerken van opdrachten op de centrale administratie komen kijken, moest afhandelen. Door een onervaren medewerker te belasten met taken die hij zonder toezicht diende uit te voeren, heeft Los en Stigter het risico genomen dat fouten gemaakt worden die vervolgens onopgemerkt blijven, aldus NL Octrooicentrum.
4. Deutsche Telekom betoogt onder verwijzing naar jurisprudentie van de Boards of Appeal van het Europees Octrooibureau dat de rechtbank heeft miskend dat in dit geval alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht. Zij verwijst met name naar de beslissingen van 25 juli 2007 in de zaak nr. J 0002/07 en 23 augustus 2010 in de zaak nr. J 0008/09 (www.epo.org). NL Octrooicentrum heeft bij de besluitvorming ten onrechte niet betrokken dat [medewerker] naar behoren functioneerde en slechts sprake is van een incident veroorzaakt door tijdsdruk dan wel stress. [medewerker] heeft het betreffende dossier met de opdrachtbrief in de archiefkast opgeborgen in plaats van te verwerken, hetgeen volgens Deutsche Telekom kan worden teruggevoerd tot één fout. Verder had [medewerker] ervaring met de werkzaamheden op de centrale administratie en de cijnsadministratie zodat hij geschikt was voor de hem toebedeelde taken. Voorts heeft NL Octrooicentrum ten onrechte niet meegewogen dat Los en Stigter een kleine organisatie is en dat onrust op de werkvloer was ontstaan door het vertrek van medewerkers. Tot slot voert Deutsche Telekom aan dat aan het in het verweerschrift bij de rechtbank vermelde stappenplan geen betekenis kan toekomen, omdat hierbij niet alle relevante omstandigheden worden meegewogen als aan de eerste stap niet is voldaan.
4.1. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 25 januari 2006 in zaak nr. 200506198/1 heeft overwogen, dient artikel 23, eerste lid, van de Row 1995 aldus te worden uitgelegd dat, wil die bepaling kunnen worden toegepast, naast een adequaat controlesysteem en op zich competent personeel tevens sprake moet zijn van zekere verontschuldigbare omstandigheden, althans van een situatie waarin geen verwijt moet kunnen worden gemaakt aan degene die de misslag heeft begaan.
4.2. Zoals de rechtbank onbestreden heeft overwogen is tussen partijen niet in geschil dat het administratieve systeem ten kantore van de octrooigemachtigde een adequaat systeem is ter voorkoming van voorzienbare fouten die zelfs goed ingewerkt, goed geïnstrueerd en ervaren personeel kunnen maken, maar spitst het geschil zich toe op de vraag of de fout is gemaakt door iemand die goed ingewerkt, ervaren en normaliter zorgvuldig werkend is. Hiertoe achten partijen van belang of [medewerker] één fout of "isolated mistake" heeft gemaakt en of hij geschikt of "suitable" kon worden geacht door Los en Stigter om de aan hem toebedeelde taken zelfstandig uit te voeren.
4.3. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het niet invoeren van de vervaldatum door [medewerker] als een normale menselijke fout kan worden aangemerkt, maar dat de reeks hierop volgende door [medewerker] gemaakte fouten maakt dat niet gesproken kan worden van een incident.
De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat [medewerker] na de ontvangst van de opdrachtbrief van 12 augustus 2008 en het niet invoeren van de vervaldatum, de opdrachtbrief niet ter controle heeft doorgestuurd aan de cijnsadministratie. Ook heeft [medewerker] geen opdrachtbevestiging verzonden aan Deutsche Telekom. Verder heeft de rechtbank terecht bij haar oordeel in aanmerking genomen dat [medewerker] het dossier inclusief opdrachtbrief in de archiefkast heeft opgeborgen in plaats van het ter controle door te sturen naar de cijnsadministratie, geen brief heeft verstuurd ter voorlopige domiciliekeuze en meerdere velden in het computersysteem niet heeft ingevuld. Hoewel bepaalde fouten met elkaar in verband staan, valt niet in te zien dat de hiervoor genoemde omstandigheden zijn terug te voeren tot één fout, zoals Deutsche Telekom betoogt. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat [medewerker] meer van elkaar te onderscheiden fouten heeft gemaakt.
Voor zover echter zou moeten worden aangenomen dat hij met het hiervoor beschreven handelen maar één fout heeft gemaakt, leidt dit er, zoals NL Octrooicentrum ter zitting bij de Afdeling terecht heeft gesteld, evenzeer niet toe dat het zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht. Niet is gebleken dat [medewerker] zonder meer geschikt was de aan hem toebedeelde taken zelfstandig uit te voeren. Uit een verklaring van Van Breda volgt dat [medewerker] sinds 1 september 2004 bij Los en Stigter in dienst is en vanaf 2006 voor 50% van zijn tijd verantwoordelijk is voor de centrale administratie. Voorts volgt uit de verklaring dat hij na aanvang van zijn dienstverband in voorkomend geval ter vervanging van de cijnsadministrateur op die afdeling is ingezet. De Afdeling is echter met de rechtbank van oordeel dat gelet op de handelwijze van [medewerker], zoals deze uit de hiervoor genoemde feiten vaststaat, niet aannemelijk is geworden dat hij wat betreft de werkzaamheden die hij op de centrale administratie diende te verrichten voldoende was ingewerkt en voldoende ervaring had. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de bedoelde verklaring eerst in beroep is overgelegd, terwijl het standpunt van Deutsche Telekom daarvoor luidde dat [medewerker] weinig ervaring had op de centrale administratie en vanwege het vertrek van een medewerker in afwachting van het aannemen van een geschikt persoon tijdelijk is ingezet op de centrale administratie. Voorts is de Afdeling evenmin gebleken dat [medewerker] voor de hier bedoelde taken specifieke instructies heeft gekregen dan wel dat toezicht op de door hem uitgevoerde taken werd gehouden.
4.4. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat een personeelswisseling aangemerkt moet worden als een normale en voorzienbare ontwikkeling op een kantoor van een octrooigemachtigde, waarvan de gevolgen in beginsel voor rekening en risico van dat kantoor, en daarmee van Deutsche Telekom, dienen te komen. Van een overmachtsituatie is in dezen niet gebleken. Dat Los en Stigter een kleine organisatie is, maakt dat niet anders. Geen grond bestaat voor het oordeel dat NL Octrooicentrum bij de besluitvorming relevante omstandigheden niet heeft meegewogen en daarmee Europese jurisprudentie heeft miskend.
Dat NL Octrooicentrum omstandigheden anders heeft geïnterpreteerd, dan wel aan omstandigheden niet dat gewicht heeft toegekend dat Deutsche Telekom daaraan toegekend wenst te zien, betekent niet dat deze omstandigheden niet bij de besluitvorming zijn betrokken. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht en dat het de afwijzing van het door Deutsche Telekom gedane verzoek tot herstel van het octrooi in de vorige toestand op goede gronden heeft gehandhaafd.
Het betoog faalt.
5. Verder betoogt Deutsche Telekom dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM is geschonden. Het algemeen belang van het verval van octrooien bij het uitblijven van taksbetalingen bestaat slechts uit het creëren van een dwangmiddel om de taksbetalingen te voldoen. Deutsche Telekom wijst erop dat artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM vereist dat inmenging op haar octrooirecht niet onevenredig mag zijn.
5.1. De Afdeling stelt voorop dat het octrooirecht als eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM kan worden beschouwd.
Ingevolge artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM zijn inmengingen in het daarin neergelegde recht op het ongestoord genot van eigendom toegestaan, mits deze "bij wet" zijn voorzien en door het algemeen belang worden gerechtvaardigd. Het verval van een octrooi van rechtswege vanwege het niet betalen van de jaartaks is neergelegd in artikel 62 van de Row 1995 en is aldus bij wet voorzien. De Row 1995 reguleert een algemeen belang, te weten de bevordering van technologische ontwikkeling. De Afdeling is van oordeel dat de inbreuk op het eigendomsrecht in dit geval is gerechtvaardigd nu het verval deel uitmaakt van het huidige octrooisysteem en het instandhouden daarvan leidt tot bevordering van technologische ontwikkeling. Geen grond bestaat voor het oordeel dat geen redelijk evenwicht bestaat tussen het met het verval gediende algemeen belang en de nadelige gevolgen daarvan voor Deutsche Telekom. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat artikel 23 van de Row 1995 is opgenomen in het belang van octrooihouders als Deutsche Telekom en in voorkomend geval tot herstel van de vorige toestand kan leiden.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Nell
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
597.