201211951/1/A1.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Zaltbommel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 november 2012 in zaak nr. 11/5075 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2011 heeft het college, voor zover thans van belang, geweigerd handhavend op te treden tegen de bouwactiviteiten in het voormalige stadhuis aan de Markt 10-12 te Zaltbommel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar onder aanvulling van de motivering ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2013, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.L. van Dalsen-Croes, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Waterpoort, partiële herziening gemeente Zaltbommel 1992-1" rust op het perceel de bestemming "bijzondere doeleinden".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten dienste van overheidsinstellingen of publieke dienst, maatschappelijke en culturele instellingen.
2. Het college heeft bij besluit van 25 september 2008 aan de gemeente Zaltbommel krachtens artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening ontheffing van het bestemmingsplan verleend voor de wijziging van het gebruik van het historisch gedeelte van het voormalig stadhuis. Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het bouwvergunning verleend voor het herinrichten daarvan.
3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet mocht weigeren handhavend op te treden. Daartoe voeren zij aan dat is gebouwd in afwijking van de verleende ontheffing van het bestemmingsplan, nu die is verleend voor een specifiek plan en een specifiek gebruik door Café Plus. Met het gebruik door Cello zal volgens hen het gebruik worden geïntensiveerd. Bovendien zal het stadhuis blijkens de exploitatieovereenkomst in strijd met de verleende ontheffing ook als eetcafé worden gebruikt, aldus [appellanten]. Voorts voeren zij aan dat de rechtbank, door te overwegen dat de schacht ten behoeve van de daarin aan te brengen afvoerpijpen is vergund, heeft miskend dat bij de verlening van de bouwvergunning niet bekend was dat ter plekke een afvoer zou worden gerealiseerd. Verder voeren zij aan dat de rechtbank ten aanzien van de interne bouwwerkzaamheden, voor zover die afwijken van de verleende bouwvergunning, niet heeft onderkend dat de draagconstructie en brandcompartimering lijken te veranderen.
3.1. In het besluit van 25 september 2008 is overwogen dat het bouwplan voorziet in realisering van een stadskoffiehuis met koffiebranderij, een lunchroom met terras, met openingstijden tussen 9.00 en 22.00 uur en een koffie/theewinkel, alsmede het aanbieden van vergaderfaciliteiten met eventueel bijbehorende catering in de vorm van lunch en/of diner op de begane grond in het historische deel van het voormalig stadhuis. Voorts is daarin overwogen dat definitieve afspraken worden neergelegd in de nog te sluiten huurovereenkomst tussen de gemeente en Café Plus en dat, mocht die huurovereenkomst niet tot stand komen, naar een andere manier om tot herontwikkeling van het pand te komen zal worden gezocht en de ontheffing zal worden gewijzigd.
3.2. In plaats van met Café Plus is de gemeente Zaltbommel een huurovereenkomst aangegaan met Cello. Blijkens het Ondernemingsplan stadhuis Zaltbommel, versie juli 2011 (hierna: het ondernemingsplan), heeft Cello het voornemen in het stadhuis horeca en dagbesteding te ontwikkelen voor haar cliënten, zijnde mensen met een beperking. De cliënten zijn volgens Cello medewerkers, die gezamenlijk alle werkzaamheden in de horeca en schoonmaak verrichten. Zij zullen daarbij worden ondersteund door beroepskrachten. Uit het ondernemingsplan blijkt verder dat er in de eerste jaren wordt uitgegaan van twaalf en op termijn van achttien cliënten.
3.3. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van de door [appellanten] gestelde overtredingen, zodat het college niet bevoegd was handhavend op te treden. Het voorgenomen gebruik van het voormalig stadhuis door Cello betreft in planologische zin geen relevante wijziging, die maakt dat dat gebruik niet onder de reikwijdte van de verleende ontheffing valt. Daarbij is van belang dat de ontheffing is verleend voor het gebruik als horeca en het thans beoogde gebruik door Cello horeca betreft. Anders dan [appellanten] stellen, blijkt uit de exploitatieovereenkomst niet dat het stadhuis als eetcafé zal worden gebruikt, nu het college het verzoek van Cello om een exploitatievergunning bij besluit van 16 februari 2012 heeft geweigerd, voor zover het ziet op zelfstandige restaurantactiviteiten, die niet gekoppeld zijn aan de geboden vergaderfaciliteiten. Dat in het besluit van 25 september 2008 is overwogen dat, als de huurovereenkomst met Café Plus niet tot stand komt, naar een andere manier om tot herontwikkeling van het pand te komen zal worden gezocht en de ontheffing zal worden gewijzigd, maakt niet dat het gebruik door Cello niet valt onder de reikwijdte van de verleende ontheffing. Daarbij is van belang dat de ontheffing is verleend aan de gemeente als verhuurder, aan wie daarna ook bouwvergunning is verleend. Voor zover het gebruik door Cello ziet op het bieden van dagbesteding wordt overwogen dat dat gebruik valt onder de bestemming "bijzondere doeleinden", nu Cello kan worden aangemerkt als een maatschappelijke instelling, terwijl het bieden van dagbesteding onverlet laat dat in hoofdzaak ter plaatse horeca wordt bedreven.
Ten aanzien van de gebouwde schacht ten behoeve van de rookgasafvoerkanalen heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze blijkens de bij de bouwvergunning van 26 mei 2009 behorende bouwtekeningen is vergund. Voor de overige interne bouwwerkzaamheden, voor zover die afwijken van de verleende bouwvergunning, wordt overwogen dat in de enkele stelling van [appellanten] dat de draagconstructie en brandcompartimering lijken te veranderen geen aanknopingspunten worden gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat daarvoor geen vergunning is vereist. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college heeft gesteld dat alleen de keuken in afwijking van de verleende bouwvergunning is gebouwd en dat uit de bouwtekeningen behorend bij de verleende bouwvergunning blijkt dat de gewijzigde uitvoering van de keuken niet tot een verandering van de brandcompartimering en draagconstructie heeft geleid.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
407-757.