ECLI:NL:RVS:2013:830

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
201303503/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van foto’s op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2013. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van de korpschef van 4 april 2012 vernietigd, waarbij het verzoek om openbaarmaking van foto’s was afgewezen. De korpschef had eerder, op 17 november 2011, het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van foto’s op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen. Na het indienen van bezwaar door [appellant] werd dit bezwaar ongegrond verklaard door de korpschef. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet inhoudelijk op het bezwaar had beslist en dat de gevraagde foto’s aan [appellant] moesten worden verstrekt.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de korpschef niet had veroordeeld tot vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met de rechtsbijstand. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Aangezien de rechtbank het besluit van 4 april 2012 had vernietigd, maar het eerdere besluit van 17 november 2011 in stand had gelaten, faalde dit betoog.

Daarnaast betoogde [appellant] dat de rechtbank een onjuiste wegingsfactor had toegepast bij de vaststelling van de hoogte van de kostenvergoeding. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had aangenomen dat er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil had plaatsgevonden, waardoor de toegepaste wegingsfactor van 0,5 gerechtvaardigd was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201303503/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2013 in zaak nr. 12/2202 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West-Brabant, thans: de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2011 heeft de korpschef een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van foto’s op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob), afgewezen.
Bij besluit van 4 april 2012 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 april 2012 vernietigd en de korpschef opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak de gevraagde foto’s aan [appellant] te verstrekken. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank de korpschef ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de kosten die bij hem in bezwaar zijn opgekomen in verband met aan hem verleende rechtsbijstand.
1.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
1.2. De rechtbank heeft het in beroep bestreden besluit van 4 april 2012 vernietigd, maar heeft het besluit van 17 november 2011 in stand gelaten. Nu artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend voorziet in de mogelijkheid tot vergoeding van de in bezwaar opgekomen kosten als dit besluit is herroepen, faalt het betoog van [appellant]. Ten overvloede overweegt de Afdeling dat de korpschef in zijn nieuwe besluit op het bezwaar van [appellant] tegen zijn besluit van 17 november 2011, dient te beslissen op het daarin gedane verzoek om vergoeding van de in bezwaar opgekomen kosten.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte een wegingsfactor van 0,5 (licht) heeft toegepast bij het vaststellen van de hoogte van vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt in verband met het beroep tegen het besluit van 4 april 2012. In dit geval was er volgens hem geen aanleiding om van de toepassing van de gemiddelde wegingsfactor 1 af te wijken, nu er een juridisch inhoudelijk geschil tussen partijen was.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb, uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld: a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Ingevolge de eerste volzin van de bijlage wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Bpb, vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig onderstaande lijst (A) en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt (B) en met de toepasselijke wegingsfactoren (C).
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 december 2009 in zaak nr. 200904728/1/H3) behoort de behandeling van een zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in beginsel tot de categorie 'gemiddeld', tenzij duidelijke redenen zijn hiervan af te wijken. De rechtbank heeft met juistheid aangenomen dat een dergelijke reden kan zijn dat geen beoordeling van het materiële geschil plaatsvindt.
In dit geval bestond er, zoals [appellant] terecht heeft gesteld, een juridisch inhoudelijk geschil over openbaarmaking van de gevraagde foto’s. De rechtbank is evenwel niet aan de beoordeling van dit geschil toegekomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 4 april 2012 vernietigd, reeds omdat daarin ten onrechte niet inhoudelijk op het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek van [appellant] tot openbaarmaking van de documenten is beslist.
Nu geen beoordeling van het materiële geschil heeft plaatsgevonden, faalt het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de wegingsfactor ‘licht’ heeft toegepast.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Binnema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
589.