201303088/1/R6.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], wonend te Den Hout, gemeente Oosterhout,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], wonend te Den Hout, gemeente Oosterhout,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Contreie, herziening I (2012)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door ing. E.D.A. Hendrickx, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door ing. E.D.A. Hendrickx en de raad, vertegenwoordigd door P.C.H. van der Made en M. Bakker, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de herziening van het op 19 januari 2010 vastgestelde bestemmingsplan "De Contreie". Vanwege de veranderende marktomstandigheden en het achterwege blijven van de realisering van een school binnen het plangebied is een andere stedenbouwkundige invulling gegeven aan het zuidoostelijke deel van het plangebied van dat plan. In deze nieuwe stedenbouwkundige opzet is onder andere een hoogteaccent voorzien in de vorm van een appartementengebouw van zeven bouwlagen aan de zuidzijde van de rotonde tussen de Vrachelsestraat en de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] richten zich tegen de bestemming "Woongebied-4", met de aanduiding "maximum bouw- en goothoogte 22 m", wat betreft het bouwvlak gelegen aan de zuidzijde van de rotonde tussen de Vrachelsestraat en de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan. Zij betogen dat het appartementengebouw dat met dit plandeel is voorzien in strijd is met het vorige bestemmingsplan "De Contreie". Voorts betogen zij dat de stedenbouwkundige onderbouwing ontbreekt voor een tweede hoogte-accent naast het bestaande hoogteaccent aan de noordzijde van de rotonde. Het historische lint van de Vrachelsestraat wordt huns inziens door deze beide hoogteaccenten ingesloten. Dit is in strijd met de wens van raad om de ruimtelijke kwaliteit van deze straat te behouden, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Daarnaast betogen zij dat het gemeentebestuur in het verleden voor de bouwplannen aan de Vrachelsestraat 27 en 38 strikte voorwaarden heeft gesteld, die nu niet voor het appartementengebouw gelden.
3.1. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan in strijd is met het vorige bestemmingsplan "De Contreie", overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Het enkele feit dat het plan afwijkt van het vorige plan kan derhalve niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
3.2. De raad stelt dat de stedenbouwkundige inrichting voortvloeit uit de structuurvisie Vrachelen uit 1994, die uitgewerkt is in het op 17 september 2007 vastgestelde structuurplan Vrachelen. In het structuurplan is de open ruimte in noord-zuidelijke richting haaks op het Markkanaal als verbindende factor in de ruimtelijke hoofdopzet van Vrachelen aangewezen. Deze zogenoemde centrale ruimte wordt volgens het structuurplan aan de westzijde begrensd door hogere bebouwing in een gesloten bebouwingswand. De raad stelt dat vanwege de marktomstandigheden voor het deelgebied Vrachelseplein voor de begrenzing aan de westzijde van de centrale ruimte is gekozen voor het realiseren van in het bijzonder grondgebonden woningen van maximaal drie woonlagen met twee ruimtelijke accenten op de noordelijke en zuidelijke hoek van dit deelgebied. Dit wijkt enigszins af van het structuurplan, waar het hoogteaccent niet in was opgenomen, maar past wel binnen de uitgangspunten van de structuurvisie en het structuurplan dat de centrale ruimte wordt begrensd door hogere bebouwing met accenten. Het appartementengebouw maakt als vrijstaand accent onderdeel uit van de bebouwingswand langs de centrale ruimte en markeert tevens de entree naar de wijk. Het appartementengebouw ten zuiden van de rotonde is gepositioneerd bij de entreeweg van de wijk. Deze ligging ten opzichte van de entree, tezamen met het tegenoverliggende appartementengebouw in Vrachelen 2, verantwoordt een hoogteaccent op deze plek, aldus de raad in de plantoelichting. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat evenbedoelde stedenbouwkundige onderbouwing gebrekkig is. Dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een andere stedenbouwkundige opzet voorstaan is hiervoor ontoereikend. De Afdeling ziet dan ook niet dat de raad deze stedenbouwkundige onderbouwing niet in redelijkheid ten grondslag heeft kunnen leggen aan de keuze om het voorziene appartementengebouw aan de zuidzijde van de rotonde tussen de Vrachelsestraat en de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan mogelijk te maken. De betogen falen.
3.3. De raad stelt dat het appartementengebouw geen onderdeel uitmaakt van de Vrachelsestraat, maar daarvan wordt gescheiden door een weg en groenstroken. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat voor het appartementengebouw ten onrechte andere stedenbouwkundige voorwaarden worden toegepast dan voor Vrachelsestraat 27 en 38, kan dit betoog reeds daarom niet slagen omdat deze voorwaarden gelet op de ligging van het appartementengebouw niet van toepassing zijn op het appartementengebouw. De Afdeling ziet gelet op de ligging van het appartementengebouw ten opzichte van de Vrachelsestraat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het appartementengebouw niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van de Vrachelsestraat. De betogen falen.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voor aantasting van hun privacy door het voorziene appartementencomplex aan de zuidzijde van de rotonde tussen de Vrachelsestraat en de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan.
4.1. De raad stelt dat de privacy niet wordt aangetast, omdat het appartementencomplex niet aan de tuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] grenst.
4.2. De afstand tussen het voorziene appartementencomplex en Vrachelsestraat 38 is ongeveer 49 m. De afstand tussen het appartementencomplex en Vrachelsestraat 27 is ongeveer 47 m. Tussen de woningen en het appartementencomplex ligt een weg met aan beide zijden een groenstrook.
4.3. Gezien de afstand en de ligging van het voorziene appartementencomplex ten opzichte van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet zodanig is dat hun belang zwaarder dient te wegen dan het belang dat gediend wordt met het voorziene appartementencomplex. Het betoog faalt.
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
375-725.