201206938/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 mei 2012 in zaak nr. 10/4237 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen: de minister van Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009 heeft de minister [appellant] ingeschreven in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) als beëdigd vertaler Nederlands Arabisch (Standaard).
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 12 juli 2013.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de in deze bepaling vermelde competenties.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 37 zijn de artikelen 3 en 5, onderdeel a, gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet:
a. werkzaam zijn als beëdigde vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers; of
b. definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijke kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003, 94).
Ingevolge artikel 8, derde lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers wordt een tolk of vertaler op wie het overgangsrecht van artikel 37 van de Wbtv van toepassing is, in het register ingeschreven.
2. De minister heeft [appellant] op voet van artikel 37 van de Wbtv per 19 januari 2009 opgenomen in het register als beëdigd vertaler Nederlands Arabisch (Standaard), omdat hij voor die talencombinatie in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers stond ingeschreven als beëdigd vertaler.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in deze procedure zijn verzoek om inschrijving in het register als tolk Nederlands Arabisch (Standaard) niet aan de orde is.
3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het verzoek van [appellant] om in het register ingeschreven te worden als tolk Nederlands Arabisch (Standaard) onderwerp is van een andere procedure. In die procedure heeft de Afdeling inmiddels bij uitspraak van 15 mei 2013 in zaak nr. 201202078/1/A3 beslist. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat dit verzoek van [appellant] niet aan de orde is in de thans voorliggende procedure.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding bestond hem anders dan als beëdigd vertaler Nederlands Arabisch (Standaard) in het register in te schrijven. Daartoe voert hij aan dat de minister gebruik maakt van verschillende categorieën van het Arabisch, terwijl er maar één geschreven taal is, te weten het Arabisch (Standaard). Volgens [appellant] heeft de minister onderkend dat de andere categorieën spreektalen zijn, waarvoor niemand als vertaler kan worden ingeschreven, maar heeft hij vertalers die reeds beëdigd waren voor die categorieën niettemin onder vermelding daarvan opgenomen in het register, ongeacht of inschrijving voor die talencombinaties mogelijk is. Volgens [appellant] had de minister ofwel alleen de categorie Nederlands Arabisch (Standaard) moeten hanteren, dan wel ook hem moeten inschrijven voor alle categorieën. Nu zal een belangrijk deel van zijn opdrachten wegvallen, omdat hij niet bij alle categorieën staat vermeld, hetgeen leidt tot rechtsongelijkheid, aldus [appellant].
4.1. De minister heeft in het besluit van 28 oktober 2009 overwogen dat [appellant] terecht betoogt dat er slechts één geschreven taal is, te weten het Arabisch (Standaard), en dat de andere categorieën van het Arabisch voor vertalers niet van betekenis zijn. Ter zitting bij de rechtbank heeft de minister toegelicht dat als gevolg van artikel 37 van de Wbtv vertalers die in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers stonden ingeschreven met een vermelding van een van de subcategorieën van het Arabisch naast het Arabisch (Standaard), met diezelfde vermeldingen in het nieuwe register zijn opgenomen. Bij de rechtbank heeft de minister te kennen gegeven dat hij hiernaar een onderzoek heeft ingesteld.
In het verweerschrift bij de Afdeling heeft de minister medegedeeld dat dit onderzoek heeft geresulteerd in een advies van de Adviescommissie Talen Wbtv van 18 april 2011. Uit dat advies volgt dat een vertaling, anders dan een vertolking, uitsluitend in het Arabisch (Standaard) kan worden vervaardigd. Naar aanleiding van dat advies heeft de minister zich genoodzaakt gezien de door hem gehanteerde taallijst aldus aan te passen dat deze wordt gesplitst in een lijst voor vertalers en een lijst voor tolken. Op de taallijst voor vertalers wordt uitsluitend het Arabisch (Standaard) vermeld, hetgeen betekent dat op die lijst alleen vertalers staan vermeld met als bron- of doeltaal het Arabisch (Standaard) en niet meer één van de subcategorieën van het Arabisch. Volgens de minister zijn de betrokken vertalers schriftelijk geïnformeerd en hebben zij allen een wijzigingsbesluit ontvangen van hun inschrijving in het register. Deze besluiten staan volgens de minister inmiddels in rechte vast, zodat op dit moment geen vertalers meer in het register staan ingeschreven met als bron- of doeltaal één van de subcategorieën van het Arabisch.
Uit het voorgaande volgt dat de door [appellant] beoogde inschrijving thans niet meer kan plaatsvinden en dat de gestelde rechtsongelijkheid bij de inschrijving in het register van vertalers met als bron- of doeltaal het Arabisch (Standaard), door de minister met diens naar aanleiding van het onderzoek getroffen maatregelen is opgeheven. De door [appellant] gestelde door hem als gevolg van die rechtsongelijkheid ondervonden nadelige gevolgen, zullen zich derhalve niet meer voordoen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
434-721.