201207177/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V., gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 31 mei 2012 in de zaken nrs. 11/6183, 11/6184, 11/6185, 11/6186 en 11/6187 in het geding tussen:
Prins & Dingemanse
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (voorheen: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; thans de staatssecretaris van Economische Zaken).
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 13 januari 2010 heeft de minister aan de besloten vennootschappen Bru 40 B.V., Mosselkweek Barbé B.V., Speranza B.V., en De Ronde B.V. en aan de coöperatie Coöperatief Samenwerkingsverband Mosselkweekbedrijven Yerseke U.A. (hierna: SMY) vergunning verleend voor het vissen op mosselzaad met een mosselzaadinvanginstallatie (hierna: MZI) voor de periode 13 januari 2010 tot en met 31 december 2011 op bij die besluiten nader aangeduide plaatsen in Malzwin in de Waddenzee.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft de staatssecretaris het door Prins & Dingemanse daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2012 heeft de rechtbank het door Prins & Dingemanse daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Prins & Dingemanse hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Bru 40, Mosselkweek Barbé, Speranza, De Ronde en SMY hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een schriftelijke uiteenzetting te geven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2013, waar Prins & Dingemanse, vertegenwoordigd door [directeur], [manager], en [procuratiehouder], bijgestaan door mr. L.J. van Langevelde, advocaat te Bergen op Zoom, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.E. de Groot-Valenteijn en J.M.M. Kouwenhoven, beiden werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Bru 40, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. M. van der Bent, advocaat te Middelburg, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Bij besluit van 13 januari 2010 heeft de minister aan Prins & Dingemanse vergunning verleend voor het vissen op mosselzaad met een MZI voor de periode 13 januari 2010 tot en met 31 december 2011 op nader aangeduide plaatsen in Malzwin in de Waddenzee met een oppervlak van 31,6 ha. Prins & Dingemanse heeft daartegen bezwaar gemaakt, onder meer omdat zij het niet eens is met het aan haar toegewezen oppervlak in Malzwin. Zij heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de aan Bru 40, Mosselkweek Barbé, Speranza, De Ronde en SMY verleende vergunningen om te voorkomen dat die onherroepelijk zouden worden, waardoor gegrondverklaring van het bezwaar tegen de aan Prins & Dingemanse verleende vergunning niet tot een andere verdeling van de locaties in Malzwin zou kunnen leiden.
2. Bij uitspraak van 31 mei 2012 in zaak nr. 11/6089 heeft de rechtbank het beroep van Prins & Dingemanse tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen de aan haar verleende vergunning ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar die uitspraak, bij de thans in geding zijnde uitspraak het beroep van Prins & Dingemanse tegen voormeld besluit van 17 mei 2011 eveneens ongegrond verklaard.
3. Prins & Dingemanse heeft tegen de uitspraak van 31 mei 2012 in zaak nr. 11/6089 hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van heden in de zaken nrs. 201206911/1/A3, 201207077/1/A3, 201207161/1/A3 en 201207175/1/A3 heeft de Afdeling dat hoger beroep gegrond verklaard. Aangezien Prins & Dingemanse in onderhavig hoger beroep geen andere gronden heeft aangevoerd dan die waarop de Afdeling bij voormelde uitspraak heeft beslist, zal de Afdeling dit hoger beroep eveneens gegrond verklaren.
De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 17 mei 2011 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient eveneens te worden vernietigd. De staatssecretaris dient, met inachtneming van voormelde uitspraak van heden in de zaken nrs. 201206911/1/A3, 201207077/1/A3, 201207161/1/A3 en 201207175/1/A3, opnieuw op het bezwaar van Prins & Dingemanse te beslissen.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 31 mei 2012 in de zaken nrs. 11/6183, 11/6184, 11/6185, 11/6186 en 11/6187;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 mei 2011, kenmerk 469-272 469-556 469-791 DRR&R/2011/2836;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Economische Zaken tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.888,00 (zegge: achttienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Economische Zaken aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Biharie, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Biharie
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
611.