201306221/2/A3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting Stichting de Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 3 juli 2013 in zaken nrs. 13/3484 en 13/3486 in het geding tussen:
de Faunabescherming
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2012 heeft het college medewerkers van Duke Faunabeheer aangewezen als personen die de stand van de huiskraai in Hoek van Holland en omgeving mogen beperken.
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het door de Faunabescherming daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter het door de Faunabescherming daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de Faunabescherming hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de Faunabescherming de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 augustus 2013, waar de Faunabescherming, vertegenwoordigd door [secretaris], vergezeld [voorzitter], het college, vertegenwoordigd door mr. W.M. Lambooij, werkzaam bij de provincie, en Duke Faunabeheer, vertegenwoordigd door D.W. den Hertog, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat de aanwijzing op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) van medewerkers van Duke Faunabeheer als personen die de stand van de huiskraai in Hoek van Holland en omgeving mogen beperken, wordt geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
3. De aanwijzing van het college ziet op het beperken van de populatie huiskraaien (Corvus splendens) in Hoek van Holland en omgeving door middel van een luchtdrukgeweer, vangkooi, kastval en net. Daarbij heeft het college overwogen dat in Hoek van Holland een populatie van huiskraaien is ontstaan, waarbij 23 huiskraaien zijn geteld. Beperking van deze populatie is volgens het college noodzakelijk, omdat de huiskraai een invasieve exoot is die zich wegens zijn groeisnelheden ontwikkelt tot een plaag. De huiskraai is geen beschermde inheemse diersoort in de zin van de Ffw en om die reden behoeft geen rekening te worden gehouden met de gunstige staat van instandhouding, aldus het college.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat de huiskraai geen beschermde inheemse diersoort is als bedoeld in de Ffw, dat het zich op het standpunt mocht stellen dat de kans op schade aan gewassen en fauna reëel is en dat het college voldoende heeft toegelicht dat het niet wenselijk is om de populatie eerst te monitoren en pas in te grijpen als de situatie drastisch verandert.
De Faunabescherming bestrijdt dit oordeel van de voorzieningenrechter en betoogt daartoe gemotiveerd dat de huiskraai niet is te beschouwen als een invasieve exoot en dat geen gegevens van schadegevallen bekend zijn.
4. In de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld of de huiskraai een beschermde inheemse diersoort is, als bedoeld in de Ffw, en of de aangevallen uitspraak stand kan houden. De voorzitter zal in dit verband bevorderen dat de behandeling ter zitting van de Afdeling van de bodemprocedure op 14 november 2013 of in elk geval in de maand november zal plaatsvinden.
Ten aanzien van de vraag of hangende die procedure aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening overweegt de voorzitter dat het beperken van de populatie huiskraaien in Hoek van Holland en omgeving onomkeerbare gevolgen heeft. Het college en Duke Faunabeheer hebben ter zitting van de voorzitter verder te kennen gegeven dat het beperken van de populatie huiskraaien in de wintermaanden de voorkeur heeft, maar dat zij geen overwegende bezwaren hebben tegen het wachten met de uitvoering van het besluit van 5 december 2012 tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak.
5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding om, in afwachting van de behandeling van het hoger beroep door de Afdeling, de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 24 april 2013, kenmerk ODH-2013-1069, en het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 5 december 2012, kenmerk PZH-2012-361411989;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij de stichting Stichting de Faunabescherming in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 54,76 (zegge: vierenvijftig euro en zesenzeventig cent);
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de stichting Stichting de Faunabescherming het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Grimbergen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2013
581.