201304654/2/R4.
Datum uitspraak: 8 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker], beiden wonend te Makkinga, gemeente Ooststellingwerf,
en
de raad van de gemeente Ooststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein Prikkedam" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W. Visser, en de raad, vertegenwoordigd door T. Wuite, werkzaam bij de gemeente, en mr. drs. P.J. Woudstra, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Motorclub Ooststellingwerf, vertegenwoordigd door I. Boer en T. Boonstra, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een actuele regeling voor het motorcrossterrein Prikkedam.
3. Ter zitting is vastgesteld dat voor een groot deel van het plangebied, waarvoor voorheen het bestemmingsplan "Plan in Hoofdzaak" uit 1964 gold, ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2013 geen planologisch regime meer zou gelden, wanneer tot schorsing van het bestreden besluit zou worden overgegaan. In verband daarmee heeft [verzoeker] zijn bezwaren ter zitting toegespitst op het plandeel gelegen in de zuidoostelijke hoek van het plangebied waarbinnen een tweede motorcrossbaan - de zogenoemde minicrossbaan - is voorzien. [verzoeker] betoogt dat in het voorheen voor de desbetreffende gronden geldende bestemmingsplan "Prikkedam" uit 1980 het gebruik van de gronden voor crossen niet toegestaan was. Het gebruik van deze minicrossbaan, die op een afstand van ongeveer 150 m van zijn woning ligt, leidt volgens hem tot onevenredige geluidoverlast.
3.1. Blijkens de verbeelding zijn de betrokken gronden bestemd voor "Sport - motorcrossterrein" met de aanduiding "specifieke vorm van sport - motorcrossbaan".
Ingevolge artikel 5, lid 5.1., aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Sport - motorcrossterrein" aangewezen gronden bestemd voor een motorcrossbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - motorcrossbaan", met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen.
Ingevolge artikel 1, lid 1.20., van de planregels, wordt onder een motorcrossbaan verstaan de als zodanig in het bestemmingsplan aangegeven motorcrossbaan die, conform de milieuvergunning, uitsluitend gebruikt mag worden door crossmotoren voor het houden van trainingen en wedstrijden.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Prikkedam" is, indien het gebruik van de in het plan begrepen grond en gebouwen op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in strijd is met het gebruik, zoals dit in de voorschriften is geregeld, het verboden dit strijdige gebruik te wijzigen in die zin, dat door dit nieuwe gebruik de bestaande afwijkingen van de voorschriften naar de aard worden vergroot.
3.2. Op grond van het verhandelde ter zitting is de voorzitter aannemelijk geworden dat de minicrossbaan in het zuidoostelijke deel van het plangebied feitelijk reeds langere tijd aanwezig is. Voor de betrokken gronden gold voorheen het bestemmingsplan "Prikkedam", dat is vastgesteld op 19 juni 1980 en wat deze gronden betreft door de Kroon is goedgekeurd op 23 maart 1987. In dat bestemmingsplan hadden de gronden een natuurbestemming, die het gebruik ervan als motorcrossbaan niet toeliet. De voorzitter sluit evenwel niet uit dat het gebruik als minicrossbaan ofwel jeugdcrossbaan bij het in werking treden van dat plan in elk geval ten dele onder het overgangsrecht van dat plan viel. In dit verband overweegt de voorzitter dat het in artikel 9, tweede lid, van de voorschriften van dat plan vervatte overgangsrecht zich niet beperkte tot gebruik dat in overeenstemming was met het aan dat plan voorafgaande plan. Hoewel er tussen partijen verschil van mening over bestaat of de omvang van het gebruik als minicrossbaan ongewijzigd is gebleven, is niet uitgesloten dat in elk geval een deel van het gebruik ten tijde van het in werking treden van dat plan reeds bestond, zodat het gebruik ook bij schorsing van het bestreden plandeel in zoverre zou kunnen worden voortgezet. Voorts overweegt de voorzitter dat het gebruik van de minicrossbaan is gereguleerd in de milieuvergunningen van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 22 augustus 2001 en van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf van 28 april 2008. Niet aannemelijk is geworden dat het plan ruimte geeft voor de verlening van een omgevingsvergunning voor milieu die een verruiming van het gebruik van de minicrossbaan ten opzichte van het thans vergunde gebruik toestaat, zodat binnen afzienbare tijd geen aanzienlijke verandering van gebruik is te verwachten en voor een onevenredige toename van de geluidbelasting in verband daarmee niet behoeft te worden gevreesd. Onder deze omstandigheden bestaat naar het oordeel van de voorzitter thans geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
4. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2013
271-685.