ECLI:NL:RVS:2013:728
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning door de minister voor Immigratie en Asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, die op 21 augustus 2012 een eerder beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend om wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 26 mei 2011 door de minister voor Immigratie en Asiel afgewezen, en de verblijfsvergunning werd ingetrokken. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de minister verklaarde dit bezwaar op 22 maart 2012 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.
De Raad van State, in zijn uitspraak van 6 augustus 2013, oordeelde dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad concludeerde dat de aangevoerde punten geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk ongegrond beschouwd en werd de eerdere uitspraak bevestigd.
De Raad van State merkte op dat als de vreemdeling vreest voor vervolging in zijn land van herkomst vanwege zijn seksuele gerichtheid, hij opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan indienen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.