201203466/1/A4.
Datum uitspraak: 14 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 februari 2012 in zaak nr. 09/801 in het geding tussen:
[appellante] en anderen
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2009 heeft het college goedkeuring verleend aan het door het algemeen bestuur van het waterschap Velt en Vecht bij besluit van 19 mei 2009 vastgestelde gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (hierna: GGOR) voor Bargerveen en omgeving.
Bij uitspraak van 23 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 12 juli 2013 ter zitting behandeld, gevoegd met zaak nr. 201203459/1/A4, waar in deze zaak [belanghebbenden], bijgestaan door mr. J.A. Wols, en het college, vertegenwoordigd door ing. E.M. Blom en mr. R.A. Bouwer, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door A. Lassche MSc en mr. T.M. Wolters, gehoord. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding, stelt een kwantiteitsbeheerder of kwaliteitsbeheerder, niet zijnde het Rijk, met betrekking tot oppervlaktewateren onder zijn beheer een beheersplan vast. Bij die vaststelling wordt rekening gehouden met het provinciaal plan voor de waterhuishouding.
Ingevolge artikel 9, vijfde lid, behoeft een niet door provinciale staten vastgesteld beheersplan de goedkeuring van gedeputeerde staten.
Ingevolge artikel 149 van de Waterschapswet kan de goedkeuring slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Ingevolge artikel 10.2, aanhef en onder f, van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe, geeft een beheersplan aan hetgeen de waterbeheerder ter vervulling van zijn taak verricht en bevat ten minste: het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime voor de aan het oppervlaktewater en het freatisch grondwater toegekende functies.
Ingevolge artikel 10.3, tweede lid, stelt de waterbeheerder het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime vast na gemeenschappelijk overleg met gedeputeerde staten, de betrokken gemeenten, het waterleidingbedrijf en andere betrokken instanties.
Inhoud besluit GGOR
2. Het goedgekeurde besluit betreft het besluit van 19 mei 2009, waarbij het GGOR is vastgesteld voor het natuurgebied Bargerveen en de landbouwgebieden Nieuw-Schoonebeek en Emmen-Zuid (hierna: het besluit GGOR). De maatregelen in het besluit GGOR zijn gericht op het verhogen van de grondwaterstanden onder het Bargerveen en het op orde brengen van de waterhuishouding in de omliggende landbouwgebieden.
Het besluit GGOR is vastgesteld conform het rapport ‘GGOR Natura2000-gebied Bargerveen en landbouwgebied Nieuw-Schoonebeek en Emmen-Zuid’ van 1 oktober 2008 (hierna: het rapport). In het rapport is onder meer als maatregel opgenomen dat ten zuiden van het Bargerveen, tussen de Duitse grens en de Kerkenweg, een hydrologische bufferzone van 500 m wordt gerealiseerd. In deze bufferzone kan het neerslagoverschot maximaal benut worden, ook in extreem natte jaren, en wordt overtollig water uit het westelijke deel van het Schoonebeeker Veld naar de bufferzone gebracht. Volgens het rapport maakt deze buffer het mogelijk om de natuurdoeleinden voor het Bargerveen te realiseren in combinatie met het verbeteren van de waterhuishoudkundige situatie in het resterende landbouwgebied ten zuiden van het Bargerveen.
Rapport van Artesia
3. [appellante] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de alternatieve mogelijkheid om een scherm te realiseren. Volgens [appellante] en anderen blijkt uit het rapport ‘Aanvullende berekeningen alternatieven bufferzone Bargerveen’ van januari 2011 van Artesia B.V. (hierna: het rapport van Artesia) dat een scherm een goed alternatief is voor de bufferzone, vooral omdat een scherm minder negatieve gevolgen heeft voor de betrokken agrarische bedrijven.
3.1. In paragraaf 5.5 van het rapport is toegelicht welke voor- en nadelen een scherm heeft ten opzichte van een bufferzone. Het voordeel van een scherm is volgens het rapport dat het in theorie de mogelijkheid biedt om een grondwaterstandverhoging te realiseren zonder dat daarvoor landbouwgrond in beslag wordt genomen. Om daadwerkelijk te voorkomen dat grondwater onder het Bargerveen naar het landbouwgebied stroomt, moet een scherm echter tot bij een waterscheidende laag worden gebracht. Deze laag bevindt zich in het westelijke deel en het middengebied van de zuidrand van het Bargerveen op een diepte van 20 tot 25 m. De gehele lengte van het scherm zou kunnen oplopen tot 4.350 m en de kosten daarvoor zouden, exclusief kosten voor veldonderzoek en verdere modellering, kunnen oplopen tot € 16.400.000,00. Volgens het rapport blijft in het geval een scherm wordt geplaatst ook het risico bestaan dat, ondanks uitgebreid onderzoek, er toch gaten of zwakke plekken in de keileemlagen zitten. Mochten deze gaten of zwakke plekken aanwezig zijn, dan vormt het scherm bovendien een obstakel indien alsnog een bufferzone gerealiseerd zou worden.
Daarnaast wordt in het ‘Advies over bufferzone Bargerveen’ van 1 oktober 2008 door een afvaardiging van het deskundigenteam Nat Zandlandschap en het voormalige deskundigenteam Hoogvenen (hierna: het advies) geconcludeerd dat een scherm met een beperkte diepte nauwelijks effect heeft op de huidige ongunstige staat van de waterhuishouding. Met een scherm van 10 tot 20 m diepte wordt het waterverlies naar de ondergrond weliswaar beperkt tot minder dan 40 mm, maar blijven de fluctuaties van de stijghoogte van het grondwater zeer groot. Dit nadeel heeft een bufferzone volgens het advies niet. De inrichting van een bufferzone zorgt voor eenzelfde vermindering van het waterverlies, maar ook voor een aanzienlijke vermindering van de fluctuaties van het grondwater, waardoor over een veel grotere zone het grondwater permanent in de veenbasis verblijft.
3.2. Gelet op het voorgaande, is uitgebreid onderzoek verricht naar de aanleg van een scherm als alternatief voor de bufferzone. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het verrichte onderzoek niet voldoet. Het rapport van Artesia leidt niet tot een ander oordeel, nu daaruit niet blijkt dat er betere maatregelen dan de bufferzone beschikbaar zijn. In het rapport van Artesia wordt slechts geconcludeerd dat er kansrijke alternatieven zijn, zoals een scherm. Volgens dat rapport zijn voor alternatieven met een scherm vooral de verbreiding en weerstand van de keileem bepalend, maar is de verbreiding ondanks al het veldwerk en onderzoek onzeker. In het rapport van Artesia wordt dan ook aanbevolen om nader onderzoek te doen. Gelet op de in overweging 3.1 vermelde nadelen van een scherm, bestaat echter geen aanleiding voor het oordeel dat nog meer onderzoek naar het realiseren van een scherm had moeten worden verricht.
De beroepsgrond faalt.
Overige gronden
4. Hetgeen [appellante] en anderen voor het overige in hoger beroep aanvoeren, is nagenoeg een letterlijke herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank is hierop in de overwegingen van de aangevallen uitspraak uitgebreid ingegaan. In hoger beroep hebben [appellante] en anderen niet gemotiveerd waarom de weerlegging van het desbetreffende betoog in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Er bestaat derhalve in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Slotoverwegingen
5. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college wegens strijd met het recht of het algemeen belang goedkeuring aan het besluit GGOR had moeten onthouden. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013
457-764.