201104964/1/A3.
Datum uitspraak: 14 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 maart 2011 in zaak nr. 09/704 in het geding tussen:
[appellante]
en
de voorzitter van het bestuur van de ring 's-Hertogenbosch van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft de voorzitter geweigerd om op verzoek van [appellante] een rekening van 1 juli 1999 van [notaris] te Helvoirt, anders vast te stellen dan hij heeft gedaan.
Bij besluit van 22 januari 2009 is het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 maart 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen het besluit van 22 januari 2009 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 2 juni 2006 herroepen, de rekening vastgesteld op € 7.489,72 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2012, waar [appellante], bijgestaan door mr. T. van den Berk, advocaat te Eindhoven, vergezeld van N.H. Laheij, en de voorzitter, vertegenwoordigd door mr. N.P.C. van Wijk, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [notaris], vertegenwoordigd door mr. O.W. Wagenaar, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, als belanghebbende gehoord.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Na een daartoe strekkend verzoek van de Afdeling heeft de voorzitter stukken toegezonden die in de bij het besluit van 22 januari 2009 gevoegde urenreconstructie zijn aangeduid als "het dossier dat niet door de erfgenamen is ingezien". Ten aanzien van deze stukken heeft de voorzitter verzocht om beperking van de kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft de voorzitter verzocht te motiveren waarom beperking van de kennisneming noodzakelijk is. Naar aanleiding daarvan heeft de voorzitter te kennen gegeven dat de stukken, anders dan hij eerder had gesteld, thans ook ter inzage kunnen worden gegeven aan [appellante]. De Afdeling heeft dit aangemerkt als intrekking van het verzoek om beperking van de kennisneming en heeft de stukken aan het dossier toegevoegd.
[appellante] heeft een reactie op de door de voorzitter overgelegde nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere behandeling ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: de Wna) is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
Ingevolge het tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang, kan, indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring, bedoeld in artikel 82, eerste lid, in het arrondissement waar de notaris is gevestigd, een beslissing vragen.
2. Op 1 juli 1999 heeft [notaris] aan onder meer [appellante] een rekening uitgebracht ten bedrage van ƒ 19.975,00. Dit bedrag is als volgt omschreven: "Honorarium voor verrichte werkzaamheden inzake de nalatenschap van [overledene], overleden op 21 november 1987, gedurende de periode vanaf 21 november 1987 tot 31 december 1996, verricht door wijlen [oud-notaris], bestaande uit het voeren van 'talloze' besprekingen, het voeren van tientallen telefoongesprekken respectievelijk van een uitgebreide schriftelijke correspondentie met u als erfgenamen, diverse makelaars, diverse advocaten, diverse ambtenaren van de gemeente Haaren, het geven van adviezen, bestuderen van stukken, alles inclusief kantooronkosten."
3. De voorzitter heeft ten behoeve van het besluit van 22 januari 2009 opnieuw aan de hand van de beschikbare dossiers van de notaris een gespecificeerde reconstructie gemaakt van de tijd die door [oud-notaris], wiens notariskantoor [notaris] heeft overgenomen, is besteed aan werkzaamheden betreffende de nalatenschap van [overledene] (hierna: de urenreconstructie). De urenreconstructie bestaat uit twee gedeelten, te weten een gedeelte dat betrekking heeft op een dossier dat door de erfgenamen is ingezien (hierna: het eerste gedeelte) en een gedeelte dat betrekking heeft op een dossier dat aanvankelijk niet door de erfgenamen was ingezien (hierna: het tweede gedeelte). De voorzitter heeft de bestede tijd geschat op 51,85 uur. Verder heeft hij het redelijk geacht dat, zeker omdat geen urenregistratie is bijgehouden, een opslag van twintig procent in aanmerking wordt genomen. Daarmee is de eerdere schatting van 60 uur volgens hem reëel en niet onaannemelijk. Voorts heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de verrichte werkzaamheden gebruikelijk zijn bij de behandeling van een nalatenschap zoals die van [overledene]. Voorts volgt volgens de voorzitter uit de dossiers dat de erfgenamen het volstrekt met elkaar oneens waren, zich bij een tot de nalatenschap behorend registergoed ernstige bodemverontreiniging voordeed en de notaris met hulp van advocaten heeft gepoogd de afwikkelingsproblemen van de boedel op te lossen. De verrichte werkzaamheden zijn naar het oordeel van de voorzitter gebruikelijk, noodzakelijk en relevant voor de behandeling van een dergelijke nalatenschap. Hij heeft daarom besloten dat er geen gronden zijn om de bestreden rekening anders vast te stellen dan de notaris heeft gedaan.
4. De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen dat de voorzitter in de urenreconstructie ten onrechte 120 minuten die betrekking hebben op werkzaamheden na 1996 heeft meegenomen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat in het besluit op bezwaar gemotiveerd uiteen is gezet dat de op de urenreconstructie vermelde werkzaamheden zijn verricht en dat deze noodzakelijk waren. De rechtbank acht het niet redelijk dat de voorzitter een opslag van 20 procent in aanmerking heeft genomen. De rekening is daarom volgens de rechtbank juist voor zover die ziet op 49,85 uur, zijnde 51,85 uur minus 120 minuten. De rechtbank heeft de rekening zelf voorziend vastgesteld op € 7.489,72.
5. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het besluit van 2 juni 2006 is herroepen, de rekening is vastgesteld op € 7.489,72 en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de onjuistheden en onwaarschijnlijkheden in de urenreconstructie die zij in beroep puntsgewijze naar voren heeft gebracht. De urenreconstructie bevat doublures, werkzaamheden waarvoor reeds is betaald en werkzaamheden die niet door de notaris zijn verricht. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat de urenreconstructie volledig is gebaseerd op stukken uit het dossier van de notaris, aldus [appellante].
6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 april 2003 in zaak nr. 200204489/1), dient de voorzitter ingevolge artikel 55 van de Wna een aan hem voorgelegde rekening in volle omvang op haar juistheid te beoordelen en dient hij zich ook uit te laten over de noodzaak van de door de notaris verrichte werkzaamheden. Wanneer de beoordeling van de werkzaamheden dit vergt, dient de voorzitter zich mede inhoudelijk een oordeel te vormen over die werkzaamheden.
6.2. Het bepaalde in artikel 55 van de Wna vergt inzicht in de wijze van berekening van het in rekening gebrachte bedrag. In zoverre steunt het besluit van 22 januari 2009 in overwegende mate op de urenreconstructie. Op de urenreconstructie staat een groot aantal data met bijbehorende omschrijving van verrichte werkzaamheden en een inschatting van de daaraan bestede tijd vermeld. Gelet op artikel 55 van de Wna dient er ten minste een begin van schriftelijk bewijs te zijn voor de op de urenreconstructie vermelde werkzaamheden. Dit klemt te meer nu de rekening betrekking heeft op werkzaamheden die tot 21 jaar voorafgaand aan het uitbrengen van de rekening zouden zijn verricht en [oud-notaris] reeds was overleden ten tijde van het uitbrengen van die rekening. De vereiste bewijsvoering wordt voorts bemoeilijkt door het ontbreken van een door [oud-notaris] bijgehouden urenregistratie. Dit is evenwel een omstandigheid die niet voor rekening en risico van [appellante] dient te komen.
In het besluit van 22 januari 2009 is vermeld dat de urenreconstructie is samengesteld aan de hand van stukken uit beide gedeelten van het dossier van de notaris. Op de urenreconstructie is evenwel niet vermeld welke stukken uit het dossier met welk onderdeel verband houden. Ook overigens is noch in het besluit noch op de urenreconstructie een duidelijk verband gelegd met de desbetreffende dossierstukken. Dat belemmert de beoordeling of er voor de op de urenreconstructie vermelde werkzaamheden een begin van bewijs voorhanden is.
6.3. [appellante] stelt terecht dat sommige onderdelen van de urenreconstructie geen steun vinden in het dossier van de notaris, althans dat onduidelijk is in welke stukken die onderdelen steun zouden kunnen vinden. Zo is als laatste onderdeel van het eerste gedeelte van de urenreconstructie vermeld dat 75 minuten zijn besteed aan "diverse telefoonnotities met verzoek om terug te bellen, o.a. van Rabobank, mr. Huyse, mr. Smit, mr. Van Rijckevorsel, [appellante] en makelaar". Bij dit onderdeel zijn geen data vermeld. Daardoor is niet duidelijk op welke stukken dit onderdeel ziet en hoe de voorzitter tot de vermelde tijdsbesteding heeft kunnen komen. Hetzelfde geldt voor vermeldingen als "diverse telefoongesprekken" op verschillende data, waarbij ofwel het dossier in het geheel geen stukken met de desbetreffende data bevat, ofwel de in het dossier aanwezige stukken met die data dermate summier of onduidelijk zijn, zoals niet of nauwelijks leesbare handgeschreven aantekeningen, dat niet valt in te zien hoe de voorzitter op basis daarvan de tijdsbesteding heeft kunnen vaststellen.
6.4. Voorts voert [appellante] terecht aan dat de urenreconstructie doublures bevat, in die zin dat dezelfde werkzaamheden meer dan eens op de urenreconstructie zijn vermeld. Zo is zowel op het eerste als op het tweede gedeelte van de urenreconstructie 90 minuten voor werkzaamheden op 7 juni 1989 vermeld. De werkzaamheden zijn omschreven als "bespreking met de erven verdeling nalatenschap, o.a. aanwezig mr. Van Rijckevorsel, ten kantore [oud-notaris]" onderscheidenlijk "bespreking met erven en nawerk". Slechts in het eerste gedeelte van het dossier bevindt zich een stuk waarin melding wordt gemaakt van een bespreking op 7 juni 1989. Bij het ontbreken van een nadere motivering is daarom onduidelijk hoe de voorzitter ertoe heeft kunnen komen om tweemaal een bespreking op die datum mee te nemen in de urenreconstructie.
Verder is op het eerste gedeelte van de urenreconstructie eenmaal en op het tweede gedeelte daarvan tweemaal vermeld dat op 6 november 1989 correspondentie is gevoerd. In het eerste gedeelte van het dossier bevinden zich twee brieven van die datum en in het tweede gedeelte drie. Afgezien van de adressering zijn de brieven vrijwel gelijkluidend. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat de voorzitter voor deze correspondentie driemaal 30 dan wel 35 minuten heeft kunnen opnemen in de urenreconstructie.
6.5. [appellante] heeft er verder op gewezen dat volgens de urenreconstructie diverse werkzaamheden, waaronder in het bijzonder het voeren van telefoongesprekken, buiten kantooruren zouden hebben plaatsgevonden. Het gaat daarbij in het bijzonder om werkzaamheden op zaterdagen en zondagen. In het besluit is niet vermeld wat de werkwijze van [oud-notaris] was. Evenmin is uiteengezet of het destijds gebruikelijk was dat op zaterdag en zondag dergelijke werkzaamheden werden verricht. Zonder nadere gedegen bewijsvoering kan daarom niet aannemelijk worden geacht dat deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden.
6.6. Ter zake van het aangevoerde over reeds betaalde werkzaamheden heeft [appellante] een nota van [oud-notaris] van 3 maart 1989 overgelegd, waarbij voor 'Kosten opmaken verklaring van erfrecht' en 'Boedelvolmacht' een bedrag van ƒ 63,59 in rekening is gebracht. [appellante] heeft onbetwist gesteld dat deze nota is voldaan. Op de urenreconstructie is vermeld dat in maart 1989 30 minuten zijn besteed aan het opstellen van boedelvolmachten. Verder is daarop vermeld dat op 3 maart 1989 een verklaring van erfrecht is opgesteld, dat onderzoek is gedaan bij het Centraal Testamentenregister en dat dit is verzonden aan [appellante]. In het dossier van de notaris bevindt zich een brief van 3 maart 1989, waarbij een verklaring van erfrecht alsmede een boedelvolmacht zijn toegezonden. In die brief is vermeld: "Voorts sluit ik hierbij in mijn nota te dezer zake." Aangezien de door [appellante] overgelegde nota is gedateerd op 3 maart 1989, moet worden aangenomen dat dit de in die brief bedoelde nota betreft. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat de op de urenreconstructie vermelde werkzaamheden andere zijn dan die reeds in rekening zijn gebracht met de door [appellante] overgelegde nota.
6.7. Daargelaten de juistheid van de overige door [appellante] betwiste onderdelen van de urenreconstructie heeft de rechtbank, reeds wegens voormelde gebreken in de urenreconstructie, ten onrechte overwogen dat de voorzitter voldoende heeft gemotiveerd dat de op de urenreconstructie vermelde werkzaamheden - met uitzondering van de werkzaamheden op 20 mei 1997 - zijn verricht en dat deze noodzakelijk waren. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte de juistheid van de urenreconstructie tot uitgangspunt genomen en heeft ten onrechte zelf in de zaak voorzien door de rekening op basis van de urenreconstructie vast te stellen op € 7.489,72.
Het betoog slaagt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het besluit van 2 juni 2006 is herroepen, de rekening van [notaris] is vastgesteld op een bedrag van € 7.489,72 en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
7.1. Op 1 januari 2013 is artikel BB van de Wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 2011, 470) in werking getreden. Daarmee is artikel 55, tweede lid, van de Wna gewijzigd, in die zin dat die bepaling niet langer een bevoegdheid van de voorzitter bevat om te beslissen over een geschil over een rekening van een notaris. De wet van 29 september 2011 bevat geen overgangsrecht ter zake van de wijziging van artikel 55, tweede lid, van de Wna. Niettemin ziet de Afdeling aanleiding om te bepalen dat de voorzitter opnieuw dient te beslissen op het door [appellante] tegen het besluit van 2 juni 2006 gemaakte bezwaar, met inachtneming van de Wna zoals die luidde vóór 1 januari 2013. Daarmee wordt aangesloten bij het bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen (Kamerstukken II 2012/13, 33 569, nr. 2), waarmee met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 alsnog wordt voorzien in overgangsrecht, inhoudende dat het oude recht van toepassing blijft op bezwaar- en beroepsprocedures met betrekking tot beslissingen als bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wna, zoals die bepaling tot 1 januari 2013 luidde. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is vermeld dat dit herstel van een omissie in het overgangsrecht betreft (Kamerstukken II 2012/13, 33 569, nr. 3, p. 6).
7.2. Bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar dient de voorzitter het volgende in acht te nemen.
De rekening van de notaris mag slechts betrekking hebben op telefoongesprekken, voor zover die afzonderlijk met datum en onderwerp herleidbaar zijn tot daarbij vermelde stukken in het dossier. Andere werkzaamheden mogen slechts door de notaris in rekening zijn gebracht voor zover ze naar onderwerp zijn gespecificeerd en herleidbaar zijn tot daarbij vermelde stukken in het dossier. Zodanige werkzaamheden mogen niet in rekening zijn gebracht voor zover ze buiten reguliere werkdagen van 8.00 tot 18.00 uur hebben plaatsgevonden, tenzij daar gespecificeerd concreet bewijs van voorhanden is. Bij dit alles dient de voorzitter zich ervan te verzekeren dat geen werkzaamheden meer dan eenmaal in rekening zijn gebracht.
8. De voorzitter dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 maart 2011 in zaak nr. 09/704, voor zover daarbij het besluit van 2 juni 2006 is herroepen, de rekening van [notaris] is vastgesteld op een bedrag van € 7.489,72 en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
III. veroordeelt de voorzitter van het bestuur van de ring 's-Hertogenbosch van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 981,92 (zegge: negenhonderdeenentachtig euro en tweeënnegentig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de voorzitter van het bestuur van de ring 's-Hertogenbosch van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Herweijer
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013
640.