201205963/1/R3.
Datum uitspraak: 7 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats], gemeente ’s-Hertogenbosch,
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Molenhoek - Sparrenburg - A59" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2012, waar, voor zover van belang, [appellanten], bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door G.J.A. Meulendijks, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 23 januari 2013 in zaak nr. 201205963/1/T1/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 28 februari 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft te kennen gegeven bij besluit van 23 april 2013 de gebreken in het besluit van 28 februari 2012 te hebben hersteld.
Bij brieven van 14 juni 2013 zijn [appellanten] en [belanghebbende] in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling in 3.4 overwogen dat het betoog over de aanduiding "horeca van categorie 3" voor het perceel [locatie a] faalt. Gelet hierop is het beroep in zoverre ongegrond.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling in 3.5 overwogen dat artikel 11, lid 11.2, onder 11.2.2, onder e, van de planregels niet uitsluit dat de daarmee voorziene ondergeschikte bebouwing ook kan worden gebruikt voor de hoofdfunctie horeca op het perceel [locatie a]. Door deze ruimere planologische mogelijkheden is bovendien niet uitgesloten dat de bezoekersaantallen voor de horeca-activiteiten zullen toenemen. Daarnaast diende voorheen op het perceel [locatie a] binnen de horecabestemming te worden geparkeerd, maar is dit thans niet meer nodig door de beoogde extra parkeerplaatsen binnen de bestemming "Gemengd - 1", zodat het gehele perceel [locatie a] kan worden gebruikt voor horeca-activiteiten en de geboden uitbreidingsmogelijkheden volledig kunnen worden benut. Dit klemt temeer nu [appellant a] naast de percelen woont die blijkens de verbeelding op ongeveer 20 m afstand van zijn woning liggen. Gelet hierop heeft de raad niet deugdelijk onderbouwd dat de mogelijke gevolgen van de ruimere planologische mogelijkheden voor de omgeving aanvaardbaar zijn.
4. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 28 februari 2012 in zoverre gegrond en dient dit besluit, voor zover het betreft artikel 11, lid 11.2, onder 11.2.2, onder e, van de planregels voor het perceel [locatie a] en het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" op het perceel [locatie b], te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
5. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen is overwogen in 3.5 van die uitspraak, de daarin omschreven gebreken in het besluit van 28 februari 2012 te herstellen door alsnog deugdelijk te motiveren of de mogelijke gevolgen van de ruimere planologische mogelijkheden van artikel 11, lid 11.2, onder 11.2.2, onder e, van de planregels voor het perceel [locatie a] en de bestemming "Gemengd - 1" op het perceel [locatie b] voor de omgeving aanvaardbaar zijn, dan wel dat besluit in zoverre te wijzigen door de vaststelling van een andere planregeling.
6. Bij besluit van 23 april 2013 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Molenhoek Sparrenburg A59, 1e herziening" vastgesteld. Hiermee heeft de raad voor het perceel [locatie a] de bebouwing buiten het bouwvlak beperkt tot de bestaande 85 m² en besloten het gebruik ervan ten behoeve van de hoofdfunctie horeca niet toe te staan.
7. Het besluit van 23 april 2013 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
8. [appellanten] hebben naar aanleiding van het besluit van 23 april 2013 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellanten] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 23 april 2013. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
9. De Afdeling ziet voorts aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit van 28 februari 2012 in stand te laten, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" op het perceel [locatie b], aangezien uit het niet indienen van een zienswijze dient te worden afgeleid dat met het besluit van 23 april 2013 ook het gebrek in dit plandeel is hersteld en [appellanten] tegen deze wijze van herstel van dit gebrek geen bezwaren hebben.
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 28 februari 2012 gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 28 februari 2012, voor zover het betreft artikel 11, lid 11.2, onder 11.2.2, onder e, van de planregels voor het perceel [locatie a] en het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" op het perceel [locatie b];
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder II bedoelde besluit in stand blijven, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" op het perceel [locatie b] ;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van 28 februari 2012 voor het overige ongegrond;
V. verklaart het beroep tegen het besluit van 23 april 2013 ongegrond;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VII. gelast dat de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013
350-605.