201208892/2/R1.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), gevestigd respectievelijk wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,
en
de raad van de gemeente Schermer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad van de gemeente Schermer heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. N.A.E. Houtkamp-van Offeren, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van dit beroep afgesplitst van zaak nr. 201208892/1/R1. De behandeling van de andere beroepen tegen het besluit van 26 juni 2012 wordt onder laatstgenoemd nummer voortgezet.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er is een stuk ontvangen van [appellant]. Dit is aan de andere partij toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van verdere behandeling ter zitting.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan ziet op zes dorpskernen in de gemeente Schermer.
3. [appellant] betoogt dat de gronden nabij het perceel Dres 36 te Stompetoren, die thans dienst doen als parkeerterrein, in het bestemmingsplan ten onrechte de bestemming "Verkeer" in plaats van de bestemming "Detailhandel" hebben gekregen. Daartoe voert [appellant] aan dat deze gronden door de gemeente te koop zijn aangeboden aan [appellant] met het oog op de ontwikkeling van een winkelcentrum of supermarkt en dat [appellant] het aanbod heeft geaccepteerd. [appellant] heeft voor de desbetreffende gronden ontwikkelingsplannen.
3.1. Ter zitting heeft de raad betoogd dat de gemeente eigenaar is van de bedoelde gronden nabij het perceel Dres 36.
3.2. De Afdeling heeft na het sluiten van het onderzoek ter zitting het onderzoek heropend en [appellant] in de gelegenheid gesteld zo nodig aan de hand van stukken aan te geven welk belang [appellant] bij bedoelde gronden heeft. [appellant] heeft gesteld dat er een mondelinge overeenkomst over de verkoop van de gronden nabij het perceel Dres 36 te Stompetoren tot stand is gekomen. [appellant] heeft deze stelling niet op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat een belang van [appellant] rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, voor zover dit betreft de gronden nabij het perceel Dres 36. De conclusie is dat [appellant], voor zover het betreft de gronden nabij het perceel Dres 36, die thans dienst doen als parkeerterrein, geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dat [appellant] daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, geen beroep kan instellen.
4. [appellant] betoogt dat ten onrechte slechts op een beperkt deel van het bedrijventerrein gelegen aan de Noordervaart en de Melkweg bedrijven behorend tot de milieucategorie 4.1 zijn toegestaan. Volgens [appellant] kunnen bedrijven behorend tot de milieucategorie 4.1 worden toegestaan op het deel van het bedrijventerrein waar bedrijven behorend tot de milieucategorie 3.1 zijn toegestaan.
4.1. De raad stelt dat in het vorige bestemmingsplan "Bedrijventerrein Stompetoren 1996" rekening werd gehouden met de zuivelfabriek Cono, maar dat gelet op de beëindiging van de activiteiten van Cono ter plaatse in 2008 geen aanleiding bestaat om bedrijven van een vergelijkbaar zware categorie mogelijk te maken.
Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat gelet op de dorpse structuur en kleinschalige uitstraling van het bedrijventerrein zware bedrijvigheid niet passend is.
Verder is de raad van mening dat de ligging van het bedrijventerrein niet geschikt is voor zwaardere bedrijven, omdat het terrein grenst aan de dorpskern en aan het landelijk gebied. Dat het plan voor een beperkt deel voorziet in de vestiging van een bedrijf in categorie 4.1 heeft te maken met een aanvraag om de vestiging van een bedrijf in die categorie ten tijde dat het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Stompetoren 1996" nog gold.
Tenslotte biedt in de omgeving het bedrijventerrein Boekelermeer wel de mogelijkheid van vestiging van zwaardere bedrijven, aldus de raad.
4.2. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vestiging van bedrijven in categorie 4.1 beperkt dient te blijven. Daarbij heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van beperking van de uitstraling van het bedrijventerrein naar de dorpskern en het landelijk gebied dan aan het belang van [appellant] bij het mogelijk maken van meer bedrijvigheid in een zwaardere milieucategorie.
5. [appellant] betoogt dat in artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels ten onrechte wordt verwezen naar de SBI-code 2561, terwijl deze code niet is vermeld in de bij de planregels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’. [appellant] verzoekt de Afdeling bij vernietiging zelf in de zaak te voorzien en de planregel zodanig te wijzigen dat een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf uit ten hoogste categorie 4.1 is toegestaan.
5.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 13" tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals in de bij dit lid behorende tabel genoemd, uit de ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’. In de tabel is bij de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 13" vermeld "SBI-code 2561 uit ten hoogste milieucategorie 4.1".
5.2. De raad heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven, dat in de tabel abusievelijk de SBI-code 2561 is opgenomen, terwijl dit de SBI-code 2851 had moeten zijn. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft de SBI-code 2561 voor de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-13" in de tabel in artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is op dit punt gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zoals de bepaling luidde ten tijde van belang, op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van genoemd planonderdeel in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling dat in de bij de planregels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’ de SBI-code 2851 is opgenomen. De code 2851 staat voor metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven waarbij een aantal typen van deze bedrijven in de milieucategorieën 3.1, 3.2 en 4.1 worden vermeld.
Gelet op het voorgaande is het beroep voor het overige gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betreft de planregeling voor de gronden nabij het perceel Dres 36 te Stompetoren, die thans dienst doen als parkeerterrein;
II. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schermer van 26 juni 2012, voor zover het betreft de SBI-code 2561 voor de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-13" in de tabel in artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels;
IV. bepaalt dat de SBI-code 2851 geldt voor de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-13" in de tabel in artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels;
V. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. draagt de raad van de gemeente Schermer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat onderdeel IV wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
VII. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
VIII. veroordeelt de raad van de gemeente Schermer tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 708,00 (zegge: zevenhonderdacht euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de raad van de gemeente Schermer aan [appellante A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
191.