201210504/1/V1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 15 oktober 2012 in zaak nr. 12/4858 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2012 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) de kosten voor het laten opstellen van een reactie op een weerwoord van het Bureau Land en Taal (hierna: de reactie) en andere kosten te vergoeden, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 15 oktober 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het COa de kosten tot een bedrag van € 1712,50 (excl. BTW) moet vergoeden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de eerste grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa zijn besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd, omdat De Taalstudio bij brief van 8 december 2011 heeft laten weten bereid te zijn de identiteitsgegevens van de opsteller van de reactie, op basis van strikte vertrouwelijkheid, aan de rechtbank te verstrekken. Het COa voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit artikel 17, derde en vierde lid, van de Rva 2005 en de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2010 in zaak nr. 200904984/1/V1 volgt dat het COa bevoegd is vooraf te verifiëren of de opsteller van de reactie onafhankelijk en deskundig is.
1.1. Het COa heeft de vreemdeling bij brief van 25 november 2011 verzocht om de identiteitsgegevens van de opsteller van de reactie, desnoods onder geheimhouding, door De Taalstudio aan het COa kenbaar te laten maken.
In reactie hierop heeft de vreemdeling aan het COa een brief van 8 december 2011 gestuurd, waarin De Taalstudio te kennen heeft gegeven de identiteit van de in te schakelen opsteller niet bekend te maken aan het COa. Verder heeft De Taalstudio laten weten dat hij, indien hij van de rechtbank een verzoek daartoe ontvangt, bereid is de identiteitsgegevens van de desbetreffende persoon, op basis van strikte vertrouwelijkheid, aan de rechtbank te verstrekken.
In het besluit van 23 januari 2012 heeft het COa zich op het standpunt gesteld, dat het niet vooraf heeft kunnen verifiëren of de door de vreemdeling door tussenkomst van De Taalstudio in te schakelen opsteller van de reactie onafhankelijk en deskundig is en dat het de kosten daarom niet vergoedt.
1.2. Uit 1.1 volgt dat het COa de vreemdeling in de gelegenheid heeft gesteld om ervoor zorg te dragen dat De Taalstudio het COa de identiteit van de opsteller, desnoods onder geheimhouding, mededeelt. De in de grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling reeds beantwoord bij uitspraak van 16 januari 2013 in zaak nr. 201112376/1/V1. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2. In de tweede en derde grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte het COa heeft opgedragen de kosten tot een bedrag van € 1712,50 (excl. BTW) te vergoeden. Het COa voert hiertoe, onder verwijzing naar de uitspraak van 19 maart 2010 in zaak nr. 200907879/1/V1, aan dat de rechtbank ten onrechte haar eigen oordeel in de plaats van dat van het COa heeft gesteld. Voorts voert het COa aan dat de andere kosten geen noodzakelijke kosten zijn, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005.
2.1. Het COa komt, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in voormelde uitspraak van 19 maart 2010, bij de toepassing van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Rva 2005 beoordelingsvrijheid toe, waarvan de invulling tot zijn verantwoordelijkheid behoort. Het is aan het COa om te beoordelen of de kosten noodzakelijk zijn en naar aard en omvang in redelijkheid niet kunnen worden geacht door de vreemdeling zelf te worden betaald. De rechtbank dient die beoordeling terughoudend te toetsen. Deze terughoudende toetsing laat onverlet dat de rechtbank moet toetsen of de besluitvorming over de vraag, of sprake is van noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005, voldoet aan algemene rechtsbeginselen, met name wat betreft de zorgvuldigheid en kenbaarheid van de motivering. De rechtbank mag bij die toetsing haar oordeel over de noodzakelijkheid van de vergoeding van de kosten echter niet in de plaats stellen van dat van het COa. Door het COa op te dragen de verzochte kosten tot een bedrag van € 1712,50 (excl. BTW) te vergoeden, heeft de rechtbank dit niet onderkend.
Voorts volgt uit de uitspraak van 4 september 2012 in zaak nr. 201109379/1/V1 dat de door De Taalstudio op te stellen reactie op de algemene bevindingen van het Bureau Land en Taal geen individuele op de vreemdeling betrekking hebbende reactie is. Het COa heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de kosten verbonden aan het opstellen van een reactie op de algemene bevindingen niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005.
De grieven slagen.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 15 oktober 2012 in zaak nr. 12/4858;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. De Groot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2013
32-688.