ECLI:NL:RVS:2013:61

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201208675/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf inzake wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan Buitengebied

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf, waarbij geen toepassing werd gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid voor een perceel in Oldeberkoop. Het college had op 26 juni 2012 besloten om deze wijzigingsbevoegdheid niet toe te passen, maar trok dit besluit later in. [appellant] stelde dat hij belang had bij de beoordeling van het oorspronkelijke besluit, ondanks de intrekking, omdat hij schade had geleden door de bestuurlijke besluitvorming. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellant] voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden en dat hij daarom belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De Afdeling overwoog dat het college het besluit van 26 juni 2012 in strijd met de zorgvuldigheid had genomen, omdat het college niet had aangetoond dat het de belangen van [appellant] had meegewogen. Het beroep tegen het besluit van 26 juni 2012 werd gegrond verklaard en dat besluit werd vernietigd. Het beroep tegen het besluit van 25 september 2012, waarbij het college het eerdere besluit introk, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college met een later besluit volledig tegemoet was gekomen aan de eisen van [appellant]. De Afdeling gelastte het college om het griffierecht aan [appellant] te vergoeden.

Uitspraak

201208675/2/R4.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oldeberkoop, gemeente Ooststellingwerf,
en
het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft het college besloten voor het perceel [locatie] te Oldeberkoop geen toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 20, onder a, sub 3b, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied".
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 25 september 2012 heeft het college het besluit van
26 juni 2012 ingetrokken.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2013, waar het college, vertegenwoordigd door P. Doeven, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het college betoogt dat [appellant] geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van 26 juni 2012, nu dat besluit bij besluit van 25 september 2012 is ingetrokken en bij besluit van 20 november 2012 alsnog toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 20, onder a, sub 3b, van de planregels van bestemmingsplan "Buitengebied" en het wijzigingsplan "[locatie]" is vastgesteld zodat volledig tegemoet is gekomen aan zijn beroep. Voorts is volgens het college overleg gaande omtrent compensatie en kostenvergoeding.
1.1. [appellant] betoogt dat hij, gezien de door hem geleden schade en gemaakte kosten als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van 26 juni 2012.
1.2. Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zoals deze luidde ten tijde van belang, brengt het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van het besluit.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, wordt, indien een bestuursorgaan een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6:18, het bezwaar of beroep geacht mede te zijn gericht tegen het nieuwe besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
Ingevolge het derde lid staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
1.3. Het beroep van [appellant] richt zich tegen het besluit van 26 juni 2012. Ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, zoals deze luidden ten tijde van belang, wordt het besluit van 25 september 2012 geacht mede onderwerp te zijn van het geding. Het besluit van 20 november 2012 ligt in deze procedure niet ter toetsing voor.
1.4. Nu het college het besluit van 26 juni 2012 heeft ingetrokken, rijst de vraag of [appellant] nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen dat besluit. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 oktober 2009 in zaak nr. 200902638/1/H3; www.raadvanstate.nl), kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de betrokken bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] de door hem gestelde schade als gevolg van het besluit van 26 juni 2012 tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen voornoemd besluit.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met het besluit van 26 juni 2012 waarbij ten behoeve van zijn perceel [locatie] geen toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 20, onder a, sub 3b, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied" waarmee de vestiging van een nevenberoepsbedrijf op een locatie waar een agrarisch bedrijf is of wordt beëindigd mogelijk wordt gemaakt. [appellant] betoogt dat geen concreet planologisch beletsel in de weg staat aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid en dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt zijn belangen te hebben meegewogen.
2.1. Het college heeft het besluit van 26 juni 2012 bij besluit van 25 september 2012 ingetrokken en bij besluit van 20 november 2012 alsnog het wijzigingsplan "[locatie]" vastgesteld. Het college heeft zich thans derhalve op een ander standpunt gesteld dan in het besluit van 26 juni 2012. De Afdeling is niet gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven.
Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling dan ook aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 26 juni 2012 is genomen in strijd met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid bij het voorbereiden van een besluit. Het beroep tegen het besluit van 26 juni 2012 is gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
3. De Afdeling overweegt dat [appellant] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 25 september 2012, nu met het besluit van 20 november 2012 volledig tegemoet is gekomen aan zijn beroep en het niet aannemelijk is dat [appellant] schade heeft geleden als gevolg van het besluit van 25 september 2012.
Het beroep tegen het besluit van 25 september 2012 is dan ook niet-ontvankelijk.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf van 25 september 2012 waarbij het besluit van 26 juni 2012 is ingetrokken niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf van 26 juni 2012 waarbij voor het perceel [locatie] te Oldeberkoop is geweigerd toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 20, onder a, sub 3b, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied" gegrond;
III. vernietigt dat besluit;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Oudenaarden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
568-690.