ECLI:NL:RVS:2013:602

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201305471/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N.D.T. Pieters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning paardenbak Overveen

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal. Het college had op 3 juli 2012 geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het aanleggen van een paardenbak op een perceel in Overveen. De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak op 16 mei 2013 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het college opgedragen de gevraagde vergunning te verlenen, wat het college in hoger beroep aanvecht.

De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 4 juli 2013. Het college stelde dat het verlenen van de vergunning zou leiden tot een ingrijpende wijziging van het karakter van het monumentale park, wat mogelijk onomkeerbare gevolgen met zich mee zou brengen. De voorzitter oordeelde dat de rechtsvragen in de bodemprocedure beter behandeld kunnen worden in de hoofdzaak en dat het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.

De voorzitter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de voorlopige voorziening getroffen, waarbij het college is vrijgesteld van het uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2013 totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.

Uitspraak

201305471/2/A1.
Datum uitspraak: 23 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 mei 2013 in zaak nr. 12/3430 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college geweigerd aan [wederpartij] omgevingsvergunning te verlenen voor het aanleggen van een paardenbak op het perceel [locatie] te Overveen.
Bij tussenuitspraak van 23 januari 2013 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om de door de rechtbank geconstateerde gebreken in het besluit van 3 juli 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 mei 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen het besluit van 3 juli 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen de gevraagde omgevingsvergunning voor het aanleggen van een paardenbak aan de noordwestzijde van het landgoed Elswoutshoek te verlenen, onder intrekking van de eerder verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een paardenbak aan de oostzijde van dat landgoed. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft het college hoger beroep ingesteld. Het heeft voorts de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2013, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.T.M. de Haan-Bergisch, bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van 16 mei 2013 totdat op het hoger beroep is beslist. Volgens het college dient het, indien het gevolg moet geven aan deze uitspraak, een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een paardenbak te verlenen. Door het aanleggen van de paardenbak wijzigt het karakter van monumentaal park naar een ruimte voor paardensport, hetgeen het park ingrijpend aantast en (mogelijk) onomkeerbare gevolgen heeft.
3. De voorzitter stelt voorop dat in de bodemprocedure rechtsvragen aan de orde zijn, die zich minder goed lenen voor beantwoording in de onderhavige procedure. De voorzitter ziet dan ook af van een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep van het college vooruitlopend op de behandeling in de hoofdzaak.
Mede in aanmerking genomen dat, indien het college uitvoering geeft aan de aangevallen uitspraak het geen andere keus heeft dan een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een paardenbak te verlenen, ziet de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2013 voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013
473.