ECLI:NL:RVS:2013:600

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201302456/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Partiële herziening Stedelijke Gebieden, oktober 2012' en de rechtsgeldigheid daarvan

Op 31 juli 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Bakel, en de raad van de gemeente Gemert-Bakel. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 10 januari 2013, waarbij het bestemmingsplan "Partiële herziening Stedelijke Gebieden, oktober 2012" is vastgesteld. De appellant betoogde dat het plandeel met de bestemming "Wonen" voor zeven woningen aan de Vlomanshof ongenummerd in Bakel ten onrechte was vastgesteld. Hij voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn zienswijzen en dat zijn woon- en leefklimaat zou worden aangetast door de massale bebouwing met een nokhoogte van 10 meter.

De Raad van State overwoog dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellant had tijdig een zienswijze ingediend, maar de raad had deze in zijn besluitvorming betrokken. De Afdeling oordeelde dat er geen hoorplicht bestond en dat de belangen van de appellant niet zodanig zwaarwegend waren dat deze de ontwikkeling van de woningen in de weg stonden.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 31 juli 2013.

Uitspraak

201302456/1/R3.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
en
de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening Stedelijke Gebieden, oktober 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. F.T.H. Branten, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet onder meer in de bouw van zeven woningen aan de Vlomanshof ongenummerd in Bakel.
3. [appellant], die woont op het perceel [locatie] in Bakel, betoogt dat het plandeel met de bestemming "Wonen", voor zover dit ziet op de zeven voorziene woningen aan de Vlomanshof ongenummerd in Bakel, ten onrechte is vastgesteld. Hiertoe voert hij aan dat ten onrechte nauwelijks rekening is gehouden met de ingediende zienswijze. Voorts is ten onrechte de aanvullende zienswijze buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van het plan. Verder betoogt [appellant] dat hij voorafgaande aan de vaststelling van het plan niet is gehoord en er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. [appellant] betoogt voorts dat zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast, omdat het plan voorziet in massale bebouwing met een nokhoogte van 10 m.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de gekozen opzet past binnen de kaders van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor dit gebied en de bouwhoogte passend is voor de kern van Bakel.
3.2. In de besluitvormingsprocedure inzake de vaststelling van het plan geldt ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geen hoorplicht. Evenmin is gebleken dat in dit geval anderszins een verplichting bestond om [appellant] te horen. Voor het oordeel dat in dit geval onzorgvuldig is gehandeld door [appellant] niet te horen, bestaat derhalve geen grond. Het betoog faalt.
3.3. Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 1 oktober 2012 zes weken ter inzage gelegen. [appellant] heeft tijdig bij de raad een gemotiveerde zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht. Vervolgens is deze zienswijze na afloop van de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb genoemde termijn voorzien van een nadere motivering. In de nota van zienswijzen, onderdeel van het bestreden besluit, is ingegaan op de binnen de termijn ingekomen zienswijze van [appellant].
[appellant] heeft in zijn beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Voorts blijkt uit de stukken dat de raad in zijn vergadering voorafgaand aan de vaststelling van het plan de aanvullende zienswijze van [appellant] heeft besproken en aldus heeft betrokken bij het bestreden besluit. Het betoog van [appellant] dat zijn aanvullende zienswijze niet betrokken is bij de belangenafweging van het bestreden besluit mist derhalve feitelijke grondslag. Het betoog faalt.
3.4. In het plan zijn aan het perceel Vlomanshof ongenummerd de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan" toegekend.
Ingevolge artikel 10, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen in de vorm van aaneengebouwde, twee aaneengebouwde, vrijstaande, vrijstaand-1, vrijstaand-2 en gestapelde woningen, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering.
Ingevolge onderdeel e is ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan" nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning(en) mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering.
Ter plaatse zijn zeven woningen toegestaan. De maximaal toegestane nokhoogte voor deze woningen bedraagt 10 m.
3.5. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat door de omvang van de bebouwing en de maximaal toegestane nokhoogte van 10 m niet zodanig ernstig zal zijn dat hij bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de ontwikkeling van de in het plan voorziene woningen dan aan de belangen van [appellant]. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de woning van [appellant] op een afstand van ten minste 15 m van het dichtstbijzijnde bouwvlak is gesitueerd en dat ingevolge artikel 10, lid 10.2, onder 10.2.1, aanhef en sub c, van de planregels het bebouwingspercentage voor een vrijstaande woning niet meer dan 50 mag bedragen. Voorts is van belang dat, zoals ter zitting is gebleken, de toegestane nokhoogte voor bebouwing in de omgeving van het plangebied varieert van 8 tot 12 m, zodat de raad een toegestane nokhoogte van 10 m in redelijkheid passend heeft mogen achten. Verder merkt de Afdeling op dat naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] de verbeelding is aangepast. De mogelijkheid voor de bouw van twee woningen in het bouwvlak dat direct achter het perceel van [appellant] ligt, is vervallen. Nu is er in het plan één woning voorzien in het bouwvlak achter het perceel van [appellant]. Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
288-774