201211624/1/A3.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 november 2012 in zaak nr. 12/1168 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van het Faunafonds.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2006 heeft het Faunafonds een verzoek van [appellante] om een tegemoetkoming in de door rassen en reeën aan een perceel bospeen veroorzaakte schade toegewezen en de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 3.988,00.
Bij besluit van 30 maart 2012 heeft het Faunafonds, gevolg gevend aan de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012 in zaak nr. 201103545/1/A3, het bezwaar van [appellante] gericht tegen het besluit van 8 mei 2006 gegrond verklaard en aan [appellante] een aanvullende tegemoetkoming toegekend ter hoogte van € 52.871,20, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente ter hoogte van € 36.656,57.
Bij uitspraak van 27 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. J.C.Q. Bult en H.G. Engberink, werkzaam bij het Faunafonds, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is er een Faunafonds, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding faunafonds (hierna: de Regeling), kan het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade.
Volgens artikel 5, eerste lid, wordt de hoogte van de door één of meer beschermde inheemse diersoorten aangerichte schade, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door een aangewezen taxateur getaxeerd.
Volgens het derde lid stelt de taxateur, met inachtneming van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent hij dat.
Volgens artikel 8, tweede lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 verminderd met 5% van de door de taxateur vastgestelde schade, met een minimum van € 250,00 per bedrijf per jaar.
Ingevolge het derde lid, kan het faunafonds in bijzondere gevallen besluiten de tegemoetkoming te bepalen op 100% van de door de taxateur getaxeerde schade.
2. Nadat [appellante] op 20 september 2005 op een perceel van 6,98 hectare schade aan het door haar geteelde gewas bospeen had geconstateerd, heeft zij op 21 september 2005 het Faunafonds verzocht om een tegemoetkoming in de schade, waarbij zij heeft gesteld dat de schade voor 90 procent is veroorzaakt door dassen en voor 10 procent door reeën.
Het Faunafonds heeft [appellante] bij besluit van 8 mei 2006 een tegemoetkoming in de schade toegekend ter hoogte van € 3.988,00. Het heeft het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar bij besluit van 12 maart 2007 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 oktober 2008 heeft de rechtbank het tegen het besluit van 12 maart 2007 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Faunafonds opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Afdeling heeft die uitspraak bij haar uitspraak van 29 juli 2009 in zaak nr. 200808282/1/H3 bevestigd, voor zover aangevallen.
Het Faunafonds heeft bij besluit van 7 september 2009 opnieuw beslist op het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 8 mei 2006, dat bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 8 mei 2006 herroepen en de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 37.651,20. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep bij uitspraak van 9 maart 2011 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2012 in zaak nr. 201103545/1/A3 heeft de Afdeling het door [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 maart 2011 ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en het besluit op bezwaar van 7 september 2009 van het Faunafonds vernietigd.
3. In het nieuwe besluit op bezwaar van 30 maart 2012 heeft het Faunafonds, gevolg gevend aan de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012 een schadebedrag berekend van € 89.107,20. Het Faunafonds heeft dat bedrag, overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de Regeling, verminderd met 5 procent. Het heeft [appellante] vervolgens een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van € 84.651,84 verminderd met het reeds toegekende bedrag van € 31.780,64. De aanvullende tegemoetkoming bedraagt gelet hierop € 52.871,20, aldus het Faunafonds. Dat laatste bedrag heeft het Faunafonds vervolgens vermeerderd met de wettelijke rente ten bedrage van € 36.656,57.
Het Faunafonds heeft bij zijn berekening ten aanzien van de prijs per bos bospeen als uitgangspunt de gegevens afkomstig uit de Kwantitatieve Informatie Vollegrondsgroenteteelt 2006 (hierna: KWIN-cijfers) gehanteerd. Deze prijs bedraagt € 0,34 per bos bospeen. Verder heeft het bij de berekening ten aanzien van de gederfde opbrengst als uitgangspunt 60.000 bossen bospeen per hectare gehanteerd.
4. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het Faunafonds, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012, heeft kunnen uitgaan van een benadeling van 60.000 bossen bospeen per hectare tegen een prijs van € 0,34 bij een schadeoppervlak van 4,3680 ha. Het Faunafonds heeft verder het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Regeling mogen toepassen en de tegemoetkoming mogen verminderen met vijf procent wegens het maatschappelijk risico. Onder die omstandigheden heeft het Faunafonds het schadebedrag mogen vaststellen op € 84.651,84, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft het betoog van [appellante] dat het Faunafonds bij de berekening van de tegemoetkoming ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden in deze zaak, waarbij zij doelt op het contract met [belanghebbende], onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 29 juli 2009 en 15 februari 2012, verworpen.
5. [appellante] voert aan dat de rechtbank ten onrechte onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 29 juli 2009 en 15 februari 2012 heeft geoordeeld dat het Faunafonds een prijs van € 0,34 per bos bospeen heeft mogen hanteren. Volgens [appellante] heeft de rechtbank in dit verband ten onrechte geoordeeld dat het Faunafonds bij zijn berekening van de KWIN-cijfers heeft mogen uitgaan. De prijs per bos bospeen staat onlosmakelijk in verband met het aantal bossen per m2. Nu het Faunafonds de prijs per bos en het aantal bossen per m2 heeft losgekoppeld, is het schadebedrag onredelijk laag. De door het Faunafonds berekende schadevergoeding, resulteert feitelijk in een maatschappelijk risico van ongeveer 50 procent, aldus [appellante]. Ter adstructie van het hoger beroep heeft [appellante] de schadeberekeningen van 14 mei 2012 van Rentmeesterskantoor Ceelen, de oorspronkelijke schadetaxatie van 25 december 2005 van Rentmeesterskantoor Ceelen en een schrijven van LTO/Gewasmanager Peen over de KWIN-cijfers bijgevoegd.
5.1. Voor zover [appellante] in hoger beroep betoogt dat zij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een volledige vergoeding van de schade, heeft de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2009 in zaak nr. 200806947/1/H3 overwogen dat artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw voorziet in de mogelijkheid van een tegemoetkoming in geleden schade, maar dat aan deze bepaling geen aanspraak op volledige schadevergoeding kan worden ontleend.
Voorts heeft de rechtbank in dit verband op goede gronden overwogen dat het gaat om een tegemoetkoming in schade die is ontstaan als gevolg van onder andere vraat en wroeten door beschermde inheemse dieren en dat niet in geschil is dat die schade voor zover die bestaat uit het verloren gaan van bospeen door dassen- en reeënvraat voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.
5.2. Zoals de rechtbank heeft overwogen, is het Faunafonds in zijn besluit van 30 maart 2012 tot het schadebedrag van € 89.107,20 gekomen door de volgende berekening te maken:
- 3,50 ha x 60.000 x € 0,34 x 100 procent = € 71.400,00
- 2,48 ha x 60.000 x € 0,34 x 35 procent = € 17.707,20
Het Faunafonds heeft het bedrag van € 89.107,20 verminderd met vijf procent en vervolgens verminderd met het reeds toegekende bedrag van € 31.780,64. De aanvullende tegemoetkoming bedraagt volgens het Faunafonds € 52.871,20.
5.3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 15 februari 2012, mede onder verwijzing naar haar uitspraak van 29 juli 2009, geoordeeld dat in rechte vaststaat dat het Faunafonds in redelijkheid een prijs van € 0,34 per bos bospeen heeft mogen hanteren. Verder heeft de Afdeling in voormelde uitspraak geoordeeld dat [appellante] aannemelijk heeft gemaakt dat voor de berekening van de schade dient te worden uitgegaan van 60.000 bossen bospeen per hectare. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat P.J.M. Ceelen heeft verklaard dat [appellante], anders dan gelegenheidstelers, een gespecialiseerd bospeenbedrijf is dat een specifieke teeltmethode voor bospeen toepast, hetgeen meerdere jaren heeft geresulteerd in een opbrengst van 60.000 bossen bospeen per hectare.
Anders dan [appellante] betoogt, heeft de rechtbank terecht, onder verwijzing naar voormelde uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012 geoordeeld dat het Faunafonds heeft mogen uitgaan van een prijs van € 0,34 per bos bospeen en bij de berekening van de schade als uitgangspunt een benadeling van 60.000 bossen bospeen per hectare mogen hanteren. Daaruit volgt voorts dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat het Faunafonds het schadebedrag met juistheid heeft vastgesteld op € 89.107,20. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat het Faunafonds, gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Regeling dat bedrag met vijf procent mocht verminderen. De rechtbank is bovendien, nu tussen partijen niet geschil is dat het Faunafonds reeds een bedrag van € 31.780,64 aan [appellante] heeft toegekend, terecht tot de conclusie gekomen dat het Faunafonds de aanvullende tegemoetkoming op goede gronden heeft vastgesteld op € 52.871,20.
De Afdeling overweegt in dit verband tot slot dat de rechtbank terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het Faunafonds de tegemoetkoming op grond van artikel 8, derde lid, van de Regeling had moeten vaststellen op 100% van de door de taxateur getaxeerde schade. De stelling van [appellante] dat het schadebedrag onredelijk laag is, omdat het Faunafonds de prijs per bos en het aantal bossen per m2 heeft losgekoppeld, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de uitspraak van 15 februari 2012 volgt dat bij de beoordeling van de benadeling van het aantal bossen bospeen per hectare in aanmerking is genomen dat [appellante] een gespecialiseerd bospeenbedrijf is dat een specifieke teeltmethode voor bospeen toepast.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Grimbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
581.