ECLI:NL:RVS:2013:590

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201300550/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bestemmingsplan Ellertsweg 6 te Ellertshaar

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 31 juli 2013, wordt het bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" besproken. Het plan, vastgesteld door de raad van de gemeente Borger-Odoorn op 18 oktober 2012, betreft de ontwikkeling van een groepsaccommodatie met een minicamping. Appellanten, wonend in Ellertshaar, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij menen dat de raad niet voldoende rekening heeft gehouden met hun zienswijzen en dat het plan in strijd is met eerder ingenomen standpunten van de raad. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 juli 2013, waarbij zowel de appellanten als de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling toetst of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten betogen dat de raad hen niet tijdig heeft geïnformeerd over de behandeling van hun zienswijzen en dat het plan niet voldoet aan de eisen van diversiteit en kwaliteit van recreatieve voorzieningen. De raad stelt dat het plan een luxe groepsaccommodatie betreft die aansluit bij de vraag naar comfort en kwaliteit.

De Afdeling concludeert dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat er geen waarborg is opgenomen dat de groepsaccommodatie mag worden gebruikt door maximaal 30 personen, zoals de raad heeft beoogd. De Afdeling draagt de raad op om dit gebrek binnen 12 weken te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het waarborgen van de belangen van omwonenden in het kader van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201300550/1/R4.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dit luidde ten tijde van belang, in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn,
en
de raad van de gemeente Borger-Odoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2013, waar [appellanten], bij monde van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door H.G.J.C. Brink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor groepsaccommodatie met een minicamping ter plaatse van het perceel Ellertsweg 6 te Ellertshaar, ten oosten van de gronden van [appellanten] op het perceel [locatie A].
4. [appellanten] betogen dat de raad ten onrechte heeft nagelaten hun voorafgaand aan de raadsvergadering van 18 oktober 2012 uit eigen beweging een afschrift te sturen van de voorgestelde nota van zienswijzen, deze te publiceren op de gemeentelijke website en hen persoonlijk te informeren over de behandeling daarvan in de raadsvergadering.
4.1. Tot het toesturen van de voorgestelde nota van zienswijzen, het publiceren daarvan op de gemeentelijke website en het persoonlijk informeren van diegenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht over de behandeling hiervan in de raadsvergadering, bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening noch enig ander wettelijk voorschrift een verplichting. Het betoog faalt.
5. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover binnen de bestemming "Recreatie" niet-permanente verblijfsrecreatie in de vorm van een bedrijfsmatig geëxploiteerde kampeerboerderij alsmede groepsaccommodaties ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" zijn toegestaan.
Zij voeren aan dat de raad hiermee afwijkt van zijn eigen, eerder naar buiten gebrachte opvattingen. In dat verband voeren zij aan dat zij destijds zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerp van het bestemmingsplan "Camping De Bosrand te Ellertshaar", omdat daarin een terrein direct naast hun woning was bestempeld als "activiteitenweide" ten behoeve van de desbetreffende aan de overkant (zuidzijde) van de Ellertsweg gelegen camping. Zij wijzen erop dat de raad in de nota van zienswijzen behorende bij dat bestemmingsplan hun zorgen ten aanzien van dit aspect logisch en verklaarbaar heeft genoemd, maar ongegrond heeft verklaard. Daarbij heeft de raad duidelijk gesteld dat hij geen medewerking wil verlenen aan activiteiten aan de noordzijde van de Ellertsweg en dat de percelen aan de noordzijde van de Ellertsweg, naast hun perceel, expliciet niet mogen worden gebruikt ten behoeve van recreatievoorzieningen, aldus [appellanten]. Volgens hen valt niet in te zien dat deze zorgen bij het bestreden plan zonder enige nadere toelichting ter zijde worden geschoven en het perceel aan de andere kant van hun huis op grond van het bestreden plan wel mag worden gebruikt ten behoeve van recreatie. Hoewel het om een ander bestemmingsplan gaat, neemt dit volgens hen niet weg dat de opstelling van de raad niet zonder enige argumentatie diametraal kan omslaan.
Voorts wordt volgens hen niet voldaan aan het beleid dat is gericht op diversiteit en kwaliteit van het aanbod van recreatieve voorzieningen binnen de provincie alsook de gemeente.
Voor zover de raad stelt dat het gaat om een luxe groepsaccommodatie, voeren zij aan dat de behoefte daaraan niet is onderbouwd. De raad heeft zich volgens hen niet mogen baseren op het haalbaarheidsonderzoek, nu dit onderzoek is uitgevoerd door een commercieel onderzoeksbureau.
Voorts waarborgt het plan volgens hen ten onrechte niet dat de exploitatie zich enkel tot het hogere segment van bezoekers zal beperken. Niet is uitgesloten dat alsnog de gebruikelijke groepen worden toegelaten, aldus [appellanten].
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de beoogde ontwikkeling zich onderscheidt van het bestaande aanbod van recreatieve voorzieningen in de omgeving, in die zin dat het een luxe kleinschalige groeps-/familie-accommodatie betreft. De raad wijst voorts op het rapport van het haalbaarheidsonderzoek, waaruit blijkt dat enkel vanuit de beoogde doelgroep vraag bestaat naar een accommodatie zoals voorzien in het plan. De initiatiefnemers van het plan zijn voorts bereid een privaatrechtelijke intentieovereenkomst te sluiten met de gemeente teneinde het beoogde gebruik te borgen, aldus de raad.
5.2. Blijkens de verbeelding is aan een deel van het perceel Ellertsweg 6 de bestemming "Recreatie" toegekend, met de bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder a, sub a, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor een bedrijfsmatig geëxploiteerde kampeerboerderij.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" bestemd voor groepsaccommodaties.
Ingevolge artikel 1, lid 1.33, van de planregels wordt onder "groepsaccommodatie" verstaan: een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, waarbij een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten alsmede keuken- en sanitaire voorzieningen aanwezig zijn die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt.
Ingevolge artikel 1, lid 1.37, van de planregels wordt onder "kampeerboerderij" verstaan: voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben. Onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
5.3. Ten aanzien van het betoog dat de raad afwijkt van zijn eigen, eerder in de nota van zienswijzen behorende bij het bestemmingsplan "Camping De Bosrand te Ellertshaar" ingenomen standpunten, overweegt de Afdeling dat [appellanten] in de over het ontwerp van dat bestemmingsplan naar voren gebrachte zienswijze de vrees hebben geuit dat op gronden grenzend aan hun perceel activiteiten worden toegestaan. Daarbij hebben zij gewezen op een in het genoemde ontwerp opgenomen tekening, waarop een eventuele activiteitenweide was weergegeven op gronden gelegen ten noorden van de Ellertsweg. De raad heeft de door [appellanten] geuite vrees beoogd weg te nemen, door in bedoelde nota van zienswijzen aan te geven dat de tekening een schets betrof die enkel ter illustratie was opgenomen en tevens verouderd was, aangezien op basis van deze schets reeds gesprekken waren gestart, waarin aan de initiatiefnemer van het bestemmingsplan "Camping De Bosrand te Ellertshaar" is medegedeeld dat de raad geen medewerking wil verlenen aan activiteiten aan de noordzijde van de Ellertsweg. De desbetreffende gronden maakten dan ook geen onderdeel uit van het ontwerpbestemmingsplan "Camping De Bosrand te Ellertshaar" en zijn evenmin opgenomen in het desbetreffende definitieve bestemmingsplan. Nu de raad blijkens de redactie van de nota van zienswijzen behorende bij het bedoelde ontwerpbestemmingsplan enkel de op onjuiste aannames gebaseerde vrees van [appellanten] heeft willen wegnemen en in de betrokken nota van zienswijzen enkel wordt gedoeld op ten westen van de gronden van [appellanten] gelegen percelen die eigendom zijn van de initiatiefnemer van het bestemmingsplan "Camping De Bosrand te Ellertshaar", welke percelen geen onderdeel uitmaken van het plangebied van het bestreden besluit, kan aan de betrokken nota van zienswijzen geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat op het perceel Ellertsweg 6 geen recreatieve voorziening wordt toegestaan. Het betoog faalt.
5.4. Volgens de Omgevingsvisie Drenthe dient het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en de huidige toeristisch-recreatieve infrastructuur kwalitatief te worden verbeterd en vernieuwd. De focus dient te liggen op diversiteit en kwaliteit. Gestreefd dient te worden naar het creëren van toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande toeristische product.
Volgens de Toekomstvisie Borger-Odoorn en de Structuurvisie Borger-Odoorn dienen kleinschalige, kwalitatief hoogwaardige, binnen de huidige structuren passende, recreatieve activiteiten en accommodaties door de gemeente te worden gestimuleerd.
5.5. Voor zover [appellanten] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met het provinciale beleid in de Omgevingsvisie Drenthe, stelt de Afdeling voorop dat de raad niet gebonden is aan dat provinciale beleid, maar met dit beleid wel rekening dient te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken.
Voor zover de raad betoogt dat het plan is toegespitst op een kwalitatief hoogwaardige kleinschalige voorziening, doordat de bestemming "Recreatie" ziet op een "kampeerboerderij", welk begrip beperkter is gedefinieerd dan het begrip "groepsaccommodatie", overweegt de Afdeling dat uit de definitie van kampeerboerderij niet kan worden afgeleid dat het toegestane gebruik is beperkt tot een zodanige invulling dat een bijdrage wordt geleverd aan de diversiteit en de kwaliteit van het toeristische product binnen de provincie dan wel gemeente. Voorts overweegt de Afdeling dat, daargelaten of een privaatrechtelijke intentieovereenkomst kan voorzien in een dergelijke beperking, niet is gebleken dat een zodanige overeenkomst is gesloten.
Ter zitting is naar voren gekomen dat in de raadsvergadering waarbij is besloten tot vaststelling van het plan doorslaggevende betekenis is toegekend aan de verwachting dat de groepsaccommodatie zoals voorzien in het plan zal worden gebruikt door maximaal 30 personen tegelijkertijd, aangezien er in dat geval volgens de raad sprake zal zijn van een zodanige invulling van het toegestane gebruik dat een bijdrage wordt geleverd aan de diversiteit en de kwaliteit van het toeristische product binnen de provincie dan wel gemeente. Hoewel dit standpunt de Afdeling niet onjuist voorkomt, stelt zij vast dat in de bindende onderdelen van het plan geen waarborg is opgenomen die ertoe strekt dat de groepsaccommodatie mag worden gebruikt door maximaal 30 personen. In zoverre is het plan niet vastgesteld conform hetgeen de raad heeft beoogd, en moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat het ontbreken van dit onderdeel betreft in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.
5.6. Wat betreft het betoog van [appellanten] inzake de behoefte aan een luxe groepsaccommodatie, overweegt de Afdeling als volgt. In het rapport van het haalbaarheidsonderzoek is opgenomen dat binnen de groepsaccommodatiesector een toenemende vraag bestaat naar comfort, kwaliteit en gemak. Volgens het rapport van het verrichte haalbaarheidsonderzoek speelt de beoogde ontwikkeling in op deze toenemende vraag. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport zodanige onjuistheden of leemten in kennis bevat dat de raad zich hierop niet heeft kunnen baseren, noch dat het plan niet een invulling mogelijk maakt waarmee in die behoefte wordt voorzien.
Ten aanzien van het betoog van [appellanten] dat niet is uitgesloten dat alsnog de gebruikelijke groepen worden toegelaten, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting is opgenomen dat de exploitatie is gericht op het hogere segment, bestaande uit de doelgroepen families, zorg en zakelijk, en niet op de doelgroepen scholen en verenigingen. Het plan kent evenwel geen waarborg dat de accommodatie in de toekomst niet tevens voor laatstgenoemde doelgroepen beschikbaar zal zijn. Een beperking in het plan om deze mogelijkheid uit te sluiten, inhoudende een verbod op het gebruik van de accommodatie door personen die niet vallen onder de beoogde doelgroepen, zoals [appellanten] kennelijk beogen, acht de Afdeling niet mogelijk, nu dit zou leiden tot een niet ruimtelijk relevant onderscheid tussen verschillende soorten groepen van personen. Dat in het kader van het haalbaarheidsonderzoek betekenis is toegekend aan de realisatie van een groepsaccommodatie voor specifieke doelgroepen doet aan het voorgaande niet af. Relevant is in dit verband dat de accommodatie waarin het plan beoogt te voorzien aansluit bij het in dat onderzoek genoemde type accommodatie waaraan met het oog op de toenemende vraag naar comfort, kwaliteit en gemak behoefte bestaat. Het feit dat het plan niet in de weg staat aan gebruik ten behoeve van de doelgroepen scholen en verenigingen raakt niet aan de vraag naar de behoefte aan de groepsaccommodatie aangezien ook in dat geval de behoefte aan een luxe groepsaccommodatie aanwezig is. Het betoog faalt.
6. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover binnen de bestemming "Recreatie" het gebruik ten behoeve van niet-permanente verblijfsrecreatie in de vorm van een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen is toegestaan. Dit is volgens hen in strijd met de "Beleidsnota kleinschalig kamperen" (hierna: de beleidsnota). Daartoe voeren zij aan dat het geen bestaand kampeerterrein betreft, nu de campingactiviteiten op het perceel Ellertsweg 6 in de zomer van 2008 zijn beëindigd. De camping bevindt zich voorts binnen een straal van 500 meter van een bestaande camping. Het plan voorziet bovendien in meer dan 15 kampeermiddelen en de camping is voorts niet voorzien op het erf van een woning, maar van een bedrijf, aldus [appellanten].
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de betrokken ontwikkeling aansluit bij het beleid zoals vastgelegd in het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen" (hierna: het facetplan). De raad voert daartoe aan dat geen nieuw kampeerterrein wordt toegestaan, nu op het perceel Ellertsweg 6 te Ellertshaar in het verleden een kleinschalig kampeerterrein aanwezig was en het in planologische zin een bestaande situatie betreft. Het plan voorziet niet in meer kampeermiddelen dan is toegestaan op grond van het facetplan, en met de toegestane bedrijfswoning voldoet het plan aan het criterium van de verplicht aanwezige woonfunctie, aldus de raad.
6.2. Blijkens de verbeelding is aan een deel van het perceel Ellertsweg 6 de bestemming "Recreatie" toegekend, met de bouwaanduidingen "[sba-1]", "[sba-2]", "[sba-3]" en "[sba-4]".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder a, sub b, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor niet-permanente verblijfsrecreatie in de vorm van een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor het wonen in niet meer dan één inpandige bedrijfswoning, uitsluitend ten dienste aan de bestemming ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" of
"[sba-2]".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "[sba-3]" bestemd voor een gebouw ten behoeve van dagrecreatieve activiteiten.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "[sba-4]" bestemd voor een sanitairgebouw.
Ingevolge artikel 2, onder a, van de voorschriften van het facetplan is het verboden de gronden en bouwwerken van alle bestemmingen in de op het tijdstip van terinzagelegging van het facetbestemmingsplan vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Borger-Odoorn te gebruiken ten behoeve van het kleinschalig kamperen.
6.3. In hoofdstuk 3 van de toelichting van het facetplan is opgenomen dat de beleidsnota heeft geleid tot het facetplan, waarin de nieuwe gemeentelijke regeling is opgenomen voor kleinschalig kamperen. De raad heeft het bestreden besluit blijkens de plantoelichting getoetst aan het facetplan.
In paragraaf 3b van de toelichting van het facetplan is opgenomen dat een toename van het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen binnen het zandgedeelte van de gemeente niet gewenst is. Het aantal terreinen is beperkt tot de bestaande in exploitatie zijnde locaties.
De betrokken locatie is niet opgenomen in de lijst van kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente, zoals vervat in de bijlage van het facetplan. Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van het facetplan, zoals weergegeven in de toelichting en door de raad toegelicht ter zitting, waarbij de intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie de aanleiding vormde, moet het er naar het oordeel van de Afdeling evenwel voor worden gehouden dat alle ten tijde van de terinzagelegging van het facetplan bestaande kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente buiten het verbod van artikel 2 van de voorschriften van het facetplan vallen.
Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de Afdeling aannemelijk dat het betrokken kampeerterrein reeds bestond ten tijde van de terinzagelegging van dit facetplan. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat de exploitatie van de betrokken locatie enkele jaren heeft stilgelegen, en het om die reden geen bestaande situatie betreft, overweegt de Afdeling dat de exploitatie niet zodanig lang heeft stilgelegen dat om die reden geen sprake meer is van de voortzetting van een bestaand kleinschalig kampeerterrein. In zoverre heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de afstandnorm van 500 meter niet hoeft te worden voldaan. Daargelaten of de overige eisen van het facetplan van toepassing zijn op een bestaand kleinschalig kampeerterrein, overweegt de Afdeling dat nu het plan voorziet in maximaal 25 kampeermiddelen en de functie kleinschalig kamperen is gekoppeld aan de functie van een woning in het buitengebied, aan genoemde eisen in elk geval is voldaan. Het betoog faalt.
7. [appellanten] voeren aan dat het toestaan van niet-permanente verblijfsrecreatie alsmede groepsaccommodaties op de betrokken locatie vanwege de daarvan te vrezen geluidhinder en lichthinder tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellanten]. Daartoe voert de raad aan dat in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) tussen een kampeerterrein en een gevoelige functie een richtafstand wordt aanbevolen van 50 meter in verband met het aspect geluid. Aan deze afstand wordt voldaan, aldus de raad.
7.2. De raad heeft blijkens paragraaf 4.5.2 van de plantoelichting de VNG-brochure toegepast. In de VNG-brochure is opgenomen dat bij een kampeerterrein een richtafstand wordt aanbevolen van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies. Door [appellanten] zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die niet zijn verdisconteerd in de VNG-brochure en nopen tot het afwijken van de brochure, waardoor de raad terecht is uitgegaan van een richtafstand van 50 meter. De Afdeling stelt vast dat aan genoemde afstand is voldaan.
In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de in het plan voorziene ontwikkeling zodanige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat met zich brengt dat de raad hieraan in redelijkheid een zwaarder gewicht had moeten toekennen dan aan het belang dat met de realisering van het plan is gediend. Het betoog faalt.
8. [appellanten] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van hun zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Bestuurlijke lus
9. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak:
- met inachtneming van overweging 5.5 het besluit te wijzigen door alsnog in de bindende onderdelen van het plan een waarborg op te nemen die ertoe strekt dat groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" mogen worden gebruikt door maximaal 30 personen;
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het gewijzigde besluit niet opnieuw te worden toegepast.
10. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Borger-Odoorn op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van overweging 9 het daar omschreven gebrek te herstellen en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
271-783.