201300563/1/R2.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Westbroek, gemeente De Bilt,
en
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kooijdijk 6 Westbroek" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, en de raad, vertegenwoordigd door ing. B.M. van de Haak, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbenden].
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: WRvS), zoals dit luidde ten tijde van belang en voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een functiewijziging van het perceel Kooijdijk 6 te Westbroek. Het agrarische bedrijf zal worden beëindigd en de thans aanwezige glasopstanden zullen worden gesloopt, waarvoor een nieuwe woning mag worden gebouwd.
4. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover de ontsluitingsweg van de voorziene woning is voorzien aan de zijde van zijn perceel. Volgens [appellant] leidt dit tot overlast, een onaanvaardbare aantasting van zijn privacy en een waardevermindering van zijn woning.
Naar stelling van [appellant] bestaat voorts geen noodzaak voor de voorziene ontsluitingsweg nu de huidige toegang tussen het perceel Kooijdijk 4 en 6 kan worden benut. Bovendien is de omvang en de situering van de ontsluitingsweg in de planregels ten onrechte niet begrensd, aldus [appellant]. Overigens betwijfelt [appellant] of een ontsluitingsweg binnen de bestemming "Agrarisch- met waarden 2" ten behoeve van de bestemming "Wonen" is toegestaan.
5. De raad acht een ontsluitingsweg ter plaatse aanvaardbaar. In dat verband stelt de raad dat het uitgangspunt is dat woningen door middel van een eigen ontsluitingsweg kunnen worden ontsloten. Weliswaar is momenteel een recht van overpad gevestigd via het perceel Kooijdijk 4 en 6 maar niet zeker is of dit in de toekomst ook het geval zal blijven. Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - 2" zijn toegangswegen toegestaan, aldus de raad. Volgens de raad leidt het plan tot een verbetering van de ruimtelijke situatie ter plaatse, ook wat betreft het gebruik van de weg.
6. Aan de gronden is, voor zover relevant, de bestemming "Wonen" en "Agrarisch met waarden - 2" toegekend met een bouwvlak.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Wonen" bestemd voor:
a. woningen met bijgebouwen;
(…)
Ingevolge lid 5.2, onderdeel a, is per bestemmingsvlak maximaal één woning toegestaan.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - 2" bestemd voor:
a. agrarische activiteiten;
en verder:
b. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
c. dagrecreatie;
inclusief bijbehorende:
d. gras- en weilanden;
e. toegangswegen, - paden en verblijfsgebied;
f. groenvoorzieningen;
g. bermen en waterlopen.
7. De Afdeling overweegt dat op grond van artikel 3, lid 3.1, van de planregels, toegangswegen uitsluitend zijn toegestaan bijbehorend bij de doeleinden agrarische activiteiten, behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en dagrecreatie. Gelet op de redactie van artikel 3, lid 3.1, van de planregels, volgt de Afdeling de stelling van de raad dat een toegangsweg ten behoeve van de woonbestemming is toegelaten, niet. Het betoog van [appellant] dat de aanleg van een ontsluitingsweg ten behoeve van de voorziene woning onaanvaardbaar is, mist gelet op het ontbreken van de mogelijkheid daartoe, feitelijke grondslag. Gelet hierop behoeven de overige gronden geen bespreking.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Fenwick
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
608