ECLI:NL:RVS:2013:540

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201208368/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2012, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit van 3 december 2011 herzag het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 op nihil en vorderde het te veel betaalde bedrag terug. De Belastingdienst stelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij kosten voor kinderopvang had gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat de door [appellant] overgelegde bewijsstukken, waaronder bankafschriften en kwitanties, niet voldoende waren om aan te tonen dat hij daadwerkelijk kosten voor kinderopvang had gemaakt. [appellant] stelde dat hij de gastouder had betaald, maar de rechtbank vond dat de overgelegde documenten niet bewezen dat de betalingen daadwerkelijk aan de gastouder waren gedaan.

Tijdens de zitting op 17 juli 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] niet had aangetoond dat hij recht had op kinderopvangtoeslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.

Uitspraak

201208368/1/A2.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2012 in zaak nr. 12/489 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag voor [appellant] over 2008 herzien op nihil gesteld en het te veel betaalde van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 13 januari 2012 heeft de dienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2013, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand, waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht;
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. Aan het besluit van 13 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen onder meer ten grondslag gelegd dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij kosten voor kinderopvang heeft gehad.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij in 2008 kosten voor kinderopvang heeft gehad, nu hij door middel van bankafschriften, kwitanties, een verklaring van de gastouder dat zij voor de opvang is betaald en de aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2008 van de gastouder heeft aangetoond dat hij de gastouder heeft betaald.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 22 juni 2011 in zaak nr. 201010918/1/H2), volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij kosten van zulke opvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen met de door [appellant] overgelegde bankafschriften, kwitanties, verklaring van de gastouder en de aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2008 van de gastouder, door hem niet aannemelijk gemaakt heeft hoeven achten dat hij in 2008 kosten voor kinderopvang heeft gehad. Zij heeft daartoe terecht in aanmerking genomen dat uit het bankafschrift van 27 december 2007 slechts valt af te leiden dat [appellant] een contant bedrag heeft opgenomen en dat uit de overige bankafschriften slechts volgt dat [appellant] het gastouderbureau heeft betaald, maar dat uit deze afschriften niet blijkt dat de gastouder is betaald. Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat ook uit de kwitanties, verklaring en aangifte en aanslag inkomstenbelasting van de gastouder niet kan worden afgeleid dat de kosten voor kinderopvang daadwerkelijk door [appellant] aan de gastouder zijn voldaan.
De in hoger beroep door [appellant] ingenomen stelling dat de gastouder hem nog een bedrag verschuldigd was en hij in dat kader een deel van het bedrag aan opvangkosten zou hebben verrekend met de gastouder vormt geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat deze stelling niet strookt met zijn eerder in de procedure ingenomen standpunt dat hij alle bedragen aan de gastouder heeft betaald.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
17-752.