ECLI:NL:RVS:2013:525

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201204457/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 5 april 2012. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, vernietigd. De minister was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld en heeft hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling had op 16 november 2011 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak. In het hoger beroep heeft de minister, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de grieven toegelicht, waarbij de veiligheidssituatie in Afghanistan een belangrijk punt van discussie was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat de door de vreemdeling overgelegde stukken geen aanleiding geven voor een ander oordeel over de veiligheidssituatie in Afghanistan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de situatie in de provincie Helmand niet de bescherming biedt die artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 vereist. Daarom heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 16 november 2011 is ongegrond verklaard.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is openbaar uitgesproken op 23 juli 2013, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen.

Uitspraak

201204457/1/V1.
Datum uitspraak: 23 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (hierna: de minister),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 5 april 2012 in zaak nr. 11/40058 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind, (hierna: de vreemdeling)
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2011 heeft de minister voor Immigratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen opnieuw afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 5 april 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.
1.1. De door de staatssecretaris in de grieven opgeworpen rechtsvraag over de veiligheidssituatie in Afghanistan heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 22 mei 2013 in zaak nr. 201111523/1/V2. De door de vreemdeling overgelegde stukken geven geen grond voor een ander oordeel. De staatssecretaris heeft zich dan ook terecht op grond van de in het besluit neergelegde motivering op het standpunt gesteld dat zich in de provincie Helmand in Afghanistan niet de situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 bescherming biedt.
De grieven slagen.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 16 november 2011 ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 5 april 2012 in zaak nr. 11/40058;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013
488-734.