201302453/1/R6.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats], gemeente Barneveld,
en
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Essenerweg VIII" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2013, waar [appellant], bijgestaan door F. Collette, en de raad, vertegenwoordigd door I. Pater, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Woningstichting Barneveld, vertegenwoordigd door K.C. Boersen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan maakt de nieuwbouw mogelijk van een sportzaal, een basisschool, een verpleeghuis met 32 zorgappartementen en een kinderdagverblijf op een terrein nabij de Essenerweg in Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld.
Algemeen toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Zorgcomplex
3. Het beroep richt zich in de eerste plaats tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduidingen "zorginstelling" en "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang" wat betreft het perceel ten noorden van de woning van [appellant] aan de [locatie] te [plaats].
3.1. [appellant] vreest aantasting van zijn woon- en leefklimaat doordat het plan achter zijn woning de bouw van een verzorgingshuis met meerdere woonlagen en 18 parkeerplaatsen mogelijk maakt. In het bijzonder vreest hij aantasting van zijn privacy en verlies van zijn vrije uitzicht.
3.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het zorgcomplex geen onevenredige aantasting van de privacy van [appellant] zal veroorzaken. De raad wijst daarbij allereerst op de afstand tussen het zorgcomplex en het perceel van [appellant]. Volgens de raad wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m die in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) wordt aanbevolen. Daarnaast wijst de raad erop dat de hoogte van het zorgcomplex in de planregels is beperkt tot maximaal twee bouwlagen met een kap. Verder is volgens de raad tussen het bouwvlak en het perceel van [appellant] een 4 m brede bufferzone voorzien. Hieraan is in het plan de bestemming "Tuin" met de aanduiding "groen" toegekend. Daarnaast is de groenstrook volgens de raad in een overeenkomst tussen de gemeente en [appellant] opgenomen; daarbij is bepaald dat het groen een hoogte van minimaal 1,8 m dient te hebben. De aanleg en de instandhouding van dit groen is tevens contractueel vastgelegd tussen de gemeente en Woningstichting Barneveld. De raad stelt verder dat zich op het perceel van [appellant] een bijgebouw bevindt dat een afschermende werking heeft. Het bijgebouw en de aan te leggen groenzone beperkten het zicht vanuit de zorginstelling op de tuin en de woning van [appellant], aldus de raad.
3.3. Ingevolge artikel 4, lid 4.2.1, van de planregels, in samenhang met de verbeelding, mogen op de hiervoor bedoelde gronden met de bestemming "Maatschappelijk" gebouwen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a en c, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Tuin" ter plaatse van de aanduiding "groen" alleen bestemd voor groen.
Ingevolge lid 5.5 zijn ter plaatse van de aanduiding "groen" geen verharding en bouwwerken toegestaan.
3.4. Met betrekking tot de aantasting van het uitzicht overweegt de Afdeling het volgende. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. Er bestaat derhalve geen blijvend recht op een vrij uitzicht. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend met de realisatie van het verpleeghuis en de overige voorzieningen dan aan het belang van [appellant] bij het behoud van zijn vrije uitzicht.
Het betoog faalt.
3.5. Op grond van de stukken en het verhandelde kan ervan worden uitgegaan dat het zorgcomplex een vermindering van de privacy van [appellant] zal veroorzaken. Het bijgebouw op het perceel van [appellant] onttrekt de tuin en de woning vanuit het zorgcomplex slechts gedeeltelijk aan het zicht, aangezien het bijgebouw lager en minder breed is dan het gebouw van het zorgcomplex. Een groene haag van 1,8 m hoog onttrekt de tuin en de woning van [appellant] evenmin volledig aan het zicht, nu ook appartementen op de verdiepingen van het zorgcomplex aanwezig zullen zijn.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich niettemin in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van het zorgcomplex op deze plaats geen onevenredige aantasting van de privacy van [appellant] veroorzaakt. Daarbij is met name de afstand tussen het bouwvlak en het perceel en de woning van [appellant] van belang. Niet in geschil is dat de afstand tussen het perceel van [appellant] en de grens van het bouwvlak ongeveer 14 m bedraagt en de afstand tussen de woning en de grens van het bouwvlak ongeveer 38 m. Deze afstand voldoet ruimschoots aan de richtafstand uit de VNG-brochure. De Afdeling is bovendien van oordeel dat voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet is vereist dat vanuit het zorgcomplex geen enkel zicht op de tuin en de woning van [appellant] bestaat. Nu de planregels maximaal twee bouwlagen met een kap toestaan met een totale hoogte van maximaal 10 m en het bijgebouw en de groenstrook - die door het plan mogelijk wordt gemaakt en die volgens een overeenkomst tussen de gemeente en Woningstichting Barneveld zal worden ingericht met een haag van ten minste 1,8 m hoogte - een gedeeltelijk afschermende werking hebben, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wat betreft privacy een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
Het betoog faalt.
Ontsluitingsweg en parkeerplaats
4. Het beroep richt zich voorts tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Verkeer" wat betreft de gronden ten westen en ten noorden van het nieuwe zorgcomplex.
4.1. [appellant] vreest geluidhinder door de verkeersaantrekkende werking van de ontsluitingsweg achter en aan de zijkant van zijn woning die door het plan mogelijk wordt gemaakt. Hij stelt dat hij nu al geluidoverlast ondervindt van de parkeerplaats bij het cultuurhuis. De bufferzone tussen de parkeerplaats en zijn tuin is volgens [appellant] onvoldoende om de geluidoverlast tegen te gaan.
4.2. De raad stelt dat de school en de zorginstelling een toename van verkeer op de Schoonbeekhof veroorzaken, met name op de piekmomenten als de school begint en uitgaat. Daarbuiten is de toename van de verkeersintensiteit volgens de raad gering. De raad acht de twee nieuwe ontsluitingen die in het plan zijn voorzien noodzakelijk voor het bereikbaar maken van de percelen en gebouwen. Het verkeer van en naar de school zal volgens de raad grotendeels via de ontsluiting ten noorden van de school rijden, en derhalve niet langs de woning van [appellant]. Bovendien vindt er volgens de raad door de aanwezigheid van twee ontsluitingen spreiding van het verkeer plaats.
Bij de voorbereiding van het plan is een geluidrapport opgesteld. Uit het geluidrapport blijkt dat de invloed van het verkeer op de Kerkweg en de Essenerweg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Ook de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Schoonbeekhof - waarvoor op grond van de Wet geluidhinder geen zone geldt - voldoet aan deze voorkeursgrenswaarde. De raad stelt zich op het standpunt dat daarom een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
4.3. De Afdeling overweegt allereerst dat eventuele geluidhinder vanwege de parkeerplaats bij het cultuurhuis in deze procedure niet ter beoordeling staat, nu deze voorzieningen buiten het plangebied liggen. In het geluidrapport is de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Kerkweg, de Essenerweg en de Schoonbeekhof na de realisatie van het zorgcomplex en de overige voorzieningen berekend. Deze berekeningen hebben betrekking op de nieuwe geluidgevoelige objecten in het plangebied. De raad heeft uit de berekeningen afgeleid dat ook ter plaatse van de woning van [appellant] de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden. [appellant] heeft de uitkomsten van het geluidonderzoek niet gemotiveerd bestreden. Voorts is aannemelijk dat de verkeersbewegingen naar de voorzieningen zich grotendeels zullen concentreren rond het begin en einde van de schooldag, aangezien het grootste deel van de verwachte verkeersbewegingen aan de basisschool in het plangebied is toe te rekenen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de realisatie van het plan ter plaatse van de woning van [appellant] niet zal leiden tot ernstige geluidhinder ten gevolge van verkeersbewegingen op de in het plan opgenomen wegen ten westen en ten noorden van het zorgcomplex.
Het betoog faalt.
Waardevermindering
5. [appellant] voert verder aan dat de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, zullen leiden tot schade door waardedaling van zijn woning.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor de verwachting dat, zo al sprake is van waardevermindering van de woning van [appellant], deze zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Het betoog faalt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Teuben
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
483.