ECLI:NL:RVS:2013:47

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201208892/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dorpskernen 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Schermer

Op 26 juni 2012 heeft de raad van de gemeente Schermer het bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in de gemeente Schermer, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 20 maart 2013. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld. Het beroep van de eerste appellant is niet-ontvankelijk verklaard omdat hij zijn zienswijze te laat heeft ingediend. De Afdeling oordeelt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de zienswijze van de eerste appellant niet tijdig was, en dat er geen rechtvaardiging was voor de vertraging in de indiening.

De tweede appellant heeft zich gericht tegen de bestemming van zijn perceel en betoogt dat er onterecht beperkingen zijn opgelegd aan de bouwmogelijkheden. De raad heeft echter gesteld dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en dat er geen concrete plannen zijn voor de sloop van de bestaande bebouwing. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding was om een tweede woning op het perceel toe te staan, gezien de bestaande situatie en de bodemverontreiniging.

Daarnaast heeft de tweede appellant betoogd dat de bestemming van een strook grond ten onrechte is gewijzigd van "Bedrijf" naar "Verkeer". De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de toekomstige bestemming van deze strook, waardoor het besluit in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid. De Afdeling heeft het besluit van de raad voor dit onderdeel vernietigd, maar het beroep van de tweede appellant is voor het overige ongegrond verklaard. De raad is opgedragen om de uitspraak binnen vier weken te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan.

Uitspraak

201208892/1/R1.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Zuidschermer, gemeente Schermer,
2. [appellant sub 2], wonend te Grootschermer, gemeente Schermer,
en
de raad van de gemeente Schermer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad van de gemeente Schermer heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2013, waar [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.A.E. Houtkamp-van Offeren, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van het beroep van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] afgesplitst en voortgezet onder zaak nr. 201208892/2/R1.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan ziet op zes dorpskernen in de gemeente Schermer.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. De raad betoogt dat het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk is omdat hij zijn zienswijze na het verstrijken van de termijn voor het indienen van zienswijzen heeft ingediend.
3.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 7 september 2011 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 18 oktober 2011.
[appellant sub 1] heeft schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht bij de raad. De zienswijze van [appellant sub 1] is gedateerd 17 oktober 2011 en blijkens het stempel op 25 oktober 2011 ingekomen bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 1] gestelde omstandigheid dat hij de zienswijze tijdig persoonlijk op het gemeentehuis heeft afgeleverd, maar dat de aanwezige personeelsleden vanwege een storing van het beveiligingssysteem buiten stonden, waardoor geen ontvangstbevestiging is afgegeven. Hierbij is van belang dat [appellant sub 1] deze omstandigheid niet heeft onderbouwd, terwijl de raad aannemelijk heeft gemaakt dat de werkwijze bij de ontvangst van stukken zodanig is dat een eventuele storing van het beveiligingssysteem los staat van de registratie van stukken. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] richt zich tegen het bouwvlak voor het perceel [locatie 1]. Hij betoogt dat hij in 2002 een afspraak heeft gemaakt met de gemeente om de bestaande bedrijfsbebouwing te slopen en op het perceel twee woningen te realiseren. Het bouwvlak is echter ongeveer 50 m² groot, zodat er slechts plaats is voor één woning. [appellant sub 2] stelt dat tot op heden nog geen concreet bouwplan is ingediend, omdat hij verantwoordelijk is voor de bodemverontreiniging op het perceel en in 2012 is aangevangen met de plannen voor sanering van de bodemverontreiniging.
4.1. De raad betoogt dat het plan in beginsel conserverend van aard is en dat het voor het perceel Zuideinde opgenomen bouwvlak van 54 m2 in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Volgens de raad zijn er geen concrete plannen voor de sloop van de op het perceel aanwezige loods en voor de bouw van een tweede woning, zodat geen aanleiding bestond om een bouwvlak voor een tweede woning op het perceel op te nemen. Daarbij acht de raad van belang dat in de bestaande situatie een tweede bouwvlak leidt tot een onevenredig grote oppervlakte met bebouwing op het perceel.
4.2. Volgens de stukken is de bodem van het perceel [locatie 1] verontreinigd. [appellant sub 2] heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat is begonnen met de sanering van de verontreiniging maar dat hij vanwege de stand van zaken met betrekking tot de verontreiniging nog geen concreet bouwplan heeft ingediend. Derhalve heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen concreet voornemen was voor nieuwe bebouwing. Gezien de bestaande bedrijfsgebouwen ten aanzien waarvan niet is gebleken van een plan om deze te slopen, heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijkheid om een tweede woning op het perceel [locatie 1] te realiseren tot gevolg heeft dat een onevenredig en onwenselijk groot deel van het perceel kan worden bebouwd.
Over het betoog van [appellant sub 2] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in twee bouwvlakken zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
5. [appellant sub 2] betoogt voorts dat ter plaatse van de Melkweg op het bedrijventerrein Stompetoren aan een strook van ongeveer 7 m bij 20 m van zijn perceel ten onrechte de bestemming "Verkeer" in plaats van de bestemming "Bedrijf" is toegekend. Hij stelt dat zijn bedrijfsterrein ter plaatse in het vorige bestemmingsplan als industriegrond was bestemd en dat een deel van het terrein waartoe de in geding zijnde strook behoort, wordt gebruikt als buitenopslag. [appellant sub 2] stelt eventueel bereid te zijn mee te werken aan een wijziging van de bestemming in geval van een aanbod tot ruiling van grond op het bestaande bedrijventerrein, maar volgens hem is mondeling noch schriftelijk een voorstel gedaan.
5.1. De raad betoogt dat de bestemming van de desbetreffende strook wordt gewijzigd omdat deze nodig is ten behoeve van de aanleg van een rondweg op het bedrijventerrein, hetgeen van belang is voor de verkeersveiligheid.
5.2. Zoals de Afdeling meermalen heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 1 december 2010 in zaak nr. 201000379/1/R3) staat met betrekking tot een legaal bestaande situatie voorop dat deze in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig dient te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan uitzondering vinden indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarnaast moet aannemelijk zijn dat er concreet zicht bestaat op beëindiging van de bestaande situatie, omdat het overgangsrecht bedoeld is voor een situatie die binnen de planperiode wordt beëindigd.
De Afdeling stelt vast dat de raad ter zitting geen duidelijkheid heeft kunnen geven over de vraag of de gemeente de desbetreffende strook van het perceel van [appellant sub 2] gaat aankopen dan wel onteigenen. De omstandigheid dat, zoals de raad ter zitting heeft gesteld, er een principe-akkoord is tussen de gemeente en de projectontwikkelaar biedt geen zekerheid wat betreft de verwezenlijking van de bestemming. Het besluit is in zoverre in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid.
6. [appellant sub 2] betoogt dat een deel van het perceel Urk 4 te Grootschermer ten onrechte de bestemming "Tuin" heeft. Hij stelt dat het hele perceel voorheen de bestemming "Wonen" had en daarop twee woningen hebben gestaan. Op het deel van het perceel dat nu de bestemming "Tuin" heeft, wil hij weer een woning bouwen.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het vorige bestemmingsplan "Dorpskernen 1999" niet voorzag in de mogelijkheid op het bedoelde deel van het perceel Urk 4 een woning op te richten, dat de bestemming aansluit bij het huidige gebruik van het perceel en dat er geen concreet plan is voor een extra woning. Voorts betoogt de raad dat elders binnen de gemeente voldoende ruimte is voor de bouw van nieuwe woningen en dat het beleid erop is gericht om het verdichten van dorpskernen tegen te gaan.
6.2. De Afdeling stelt vast dat het vorige bestemmingsplan "Dorpskernen 1999" niet voorzag in de mogelijkheid op het bedoelde deel van het perceel Urk 4 een woning te bouwen, dat de bestemming "Tuin" aansluit bij het bestaande gebruik en dat [appellant sub 2] ten tijde van de vaststelling van het plan geen concreet bouwplan had. Voorts is het beleid om verdichting van dorpskernen tegen te gaan niet onredelijk te achten. Gelet op genoemde omstandigheden en in aanmerking genomen het beleid heeft de raad in redelijkheid aan het vastleggen van het bestaande gebruik een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 2] bij de mogelijkheid van een bestemming die de bouw van een woning mogelijk maakt.
7. Het beroep van [appellant sub 1] is niet-ontvankelijk.
In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het ziet op de vaststelling van de bestemming "Verkeer" voor de strook grond van [appellant sub 2] ter plaatse van de Melkweg op het bedrijventerrein Stompetoren, is genomen in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient wat betreft dit plandeel te worden vernietigd. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] voor het overige ongegrond.
8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
9. Ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schermer van 26 juni 2012, voor zover het ziet op de vaststelling van de bestemming "Verkeer" voor de strook grond van [appellant sub 2] ter plaatse van de Melkweg op het bedrijventerrein Stompetoren;
IV. draagt de raad van de gemeente Schermer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
V. verklaart het beroep van [appellant sub 2] voor het overige ongegrond;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Schermer aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
191.