ECLI:NL:RVS:2013:457

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
201209197/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over de invordering van dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de Ronde Venen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 augustus 2012, waarin het beroep van [appellante] ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de invordering van dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de Ronde Venen, die op 10 oktober 2011 besloten om deze dwangsommen te innen. Dit besluit volgde op een eerdere lastgeving aan [appellante] om de permanente bewoning van een recreatieverblijf te beëindigen.

De rechtbank oordeelde dat het college voldoende bewijs had geleverd dat [appellante] de last niet was nagekomen. [appellante] stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de dwangsom was verbeurd, omdat het college onvoldoende feiten had aangedragen om het vermoeden van permanente bewoning te onderbouwen. Tijdens de zitting op 5 juli 2013 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. W.H. Boomstra, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Huisman.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college aannemelijk had gemaakt dat [appellante] niet aan de last had voldaan. De Afdeling bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door het college aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende waren om de conclusie te rechtvaardigen dat [appellante] het recreatieverblijf voor permanente bewoning gebruikte.

De uitspraak van de Raad van State werd openbaar uitgesproken op 24 juli 2013, en de kostenveroordeling werd afgewezen. De zaak is van belang voor de handhaving van bestemmingsplannen en de invordering van dwangsommen in het bestuursrecht.

Uitspraak

201209197/1/A1.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 augustus 2012 in zaak nr. 12/1359 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van de Ronde Venen.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2011 heeft het college besloten om tot invordering van de door [appellante] verbeurde dwangsommen over te gaan.
Bij besluit van 16 maart 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Huisman, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 1 april 2010 heeft het college [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast om de permanente bewoning van het recreatieverblijf op het perceel [locatie A] te Vinkenveen te beëindigen en beëindigd te houden. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
2. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat permanente bewoning niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan is ter zitting ingetrokken, zodat dit betoog geen bespreking behoeft.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de dwangsom is verbeurd, omdat het college onvoldoende feiten heeft aangedragen om het vermoeden dat zij het recreatieverblijf gebruikt ten behoeve van permanente bewoning te onderbouwen. Zij voert daartoe aan dat de door het college uitgevoerde controles bij het recreatieverblijf die conclusie niet rechtvaardigen, omdat de constateringen dat ramen openstaan, het recreatieverblijf is ingericht en een auto op het terrein aanwezig is ook kunnen duiden op recreatief verblijf. Voorts voert zij daartoe aan dat de vaste telefoonaansluiting ook kan worden gebruikt voor het bedienen van de slagboom die toegang geeft tot het recreatiepark en dat zij de auto bij het recreatieverblijf parkeert voor het verlenen van mantelzorg aan haar zus in Abcoude.
3.1. Niet in geschil is dat het recreatieverblijf ten tijde van belang in eigendom toebehoorde aan de zus van [appellante] en [appellante] in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de gba) stond ingeschreven bij haar broer op het adres [locatie B] te Amstelveen.
3.2. Het college heeft aan het besluit van 10 oktober 2011 onder meer de door toezichthouders opgemaakte rapportages van zestien controles van de situatie ter plaatse ten grondslag gelegd. De daarin weergegeven waarnemingen zijn niet betwist. Uit deze rapportages blijkt onder meer dat dertien keer is geconstateerd dat een of meerdere ramen openstonden en vijf maal een Daihatsu met het [kenteken] bij het recreatieverblijf is waargenomen. Niet wordt betwist dat dit voertuig toebehoort aan [appellante].
Het college heeft verder aan het besluit ten grondslag gelegd dat het recreatieverblijf een vaste telefoonaansluiting heeft, uit een overzicht van het waterverbruik blijkt dat het verbruik gelijk is aan dat van een regulier eenpersoonshuishouden en de rekeningen voor telefonie en de periodeafrekeningen van het waterverbruik geadresseerd zijn aan [appellante], terwijl het verblijf in eigendom is van haar zus.
Daarnaast heeft het aan het besluit ten grondslag gelegd dat [appellante] ten tijde van belang in de gba stond ingeschreven op een adres waar zij niet over zelfstandige woonruimte beschikte, een huurovereenkomst ontbrak en [appellante] geen huur betaalde, hetgeen het ziet als nadere aanwijzing dat zij het recreatieverblijf als hoofdverblijf gebruikte.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang gezien, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat [appellante] niet aan de last heeft voldaan. Dat de vaste telefoonaansluiting ook kan worden gebruikt voor het bedienen van de slagboom en [appellante] haar auto bij het recreatieverblijf parkeert om mantelzorg te verlenen aan haar zus in Abcoude leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel, omdat het college ook los van deze omstandigheden aannemelijk heeft kunnen achten dat het recreatieverblijf door [appellante] voor permanente bewoning werd gebruikt.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
357-771.