201211308/1/A2.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Werkgeversinstituut Buurt- en Speeltuinwerk (hierna: BSW), gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2012 in zaak nr. 12/273 in het geding tussen:
BSW
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente IJsselmonde.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2011 heeft het dagelijks bestuur aan BSW een exploitatiesubsidie van € 116.000,00 (lees: € 116.667,00) verleend.
Bij besluit van 6 december 2011 heeft het dagelijks bestuur het door BSW daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 oktober 2012 heeft de rechtbank het door BSW daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft BSW hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2013, waar BSW, vertegenwoordigd door mr. J. Slager, advocaat te Rotterdam, vergezeld van [directeur] van BSW, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.A. Karreman, werkzaam bij de deelgemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt, indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
1.1. Ingevolge artikel 21 van de Subsidieverordening Rotterdam 2005 wordt onder exploitatiesubsidie verstaan subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een exploitatiebegroting van de subsidiabele activiteit, waarbij geldt dat de exploitatiebegroting in haar geheel en op onderdelen bindend is.
2. BSW begeleidt en ondersteunt buurt- en speeltuinwerk in twaalf deelgemeenten van Rotterdam, waaronder IJsselmonde. BSW is verantwoordelijk voor het personeel met een voormalige instroom-doorstroombaan (ID-baan). Het beschikbaar stellen van financiële middelen voor buurt- en speeltuinwerk betreft een bevoegdheid van de deelgemeentebesturen. Echter, voor de loonkosten van voormalige ID-banen ontving BSW vóór 2011 subsidies van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De door het college op aanvraag verleende subsidie bedroeg over de periode van 2008 tot en met 2010 jaarlijks € 1.200.000,00, gebaseerd op 36 fte ID-banen en een vast bedrag per fte van € 33.333,00. Ter afdekking van jaarlijkse tekorten op de begroting van BSW werd door het college achteraf aanvullend subsidie verleend.
Op 2 maart 2010 heeft het college, na overleg met de deelgemeentebesturen, besloten met ingang van 2011 de besteding van financiële middelen voor de voormalige ID-banen in het buurt- en speeltuinwerk over te laten aan de dagelijks besturen van de deelgemeenten. Hiertoe is een bedrag van € 1.200.000,00 toegevoegd aan het deelgemeentefonds. Dit bedrag wordt als algemene uitkering aan de deelgemeenten verstrekt. Bij de begrotingsbehandeling 2011 in de gemeenteraad van Rotterdam is de "motie BSW" over de verdeling van het bedrag aangenomen. Naar aanleiding van de motie vindt de uitkering van genoemd bedrag in de periode 2011-2013 plaats via een specifieke verdeelsleutel, namelijk naar rato van het aantal voormalige ID-banen bij BSW per deelgemeente. De deelgemeente IJsselmonde heeft op grond hiervan een bedrag ad € 116.667,00 ontvangen, gebaseerd op een toerekening van 3,5 fte.
BSW heeft op 7 juni 2010 bij het dagelijks bestuur een aanvraag om een exploitatiesubsidie ten behoeve van de loonkosten van het via BSW in IJsselmonde werkzame personeel voor het jaar 2011 ingediend ten bedrage van € 170.910,00.
Bij besluit van 16 maart 2011, zoals dit is gehandhaafd bij besluit van 6 december 2011, is een subsidie ten bedrage van € 116.667,00 ten behoeve van de directe loonkosten van voormalige ID-banen verleend. Voor het overige heeft het dagelijks bestuur de gevraagde subsidie geweigerd. Het dagelijks bestuur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het niet gehouden is tot een hoger bedrag subsidie te verlenen dan het bedrag dat IJsselmonde in verband hiermee ter beschikking is gesteld via het deelgemeentefonds.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen weigeren de meer gevraagde subsidie te verlenen.
3. BSW betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur niet de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb in acht heeft genomen. Zij voert in dit verband aan dat haar subsidierelatie met het college is overgegaan op het dagelijks bestuur.
3.1. Vastgesteld wordt dat het college bij besluit van 19 december 2007 BSW heeft medegedeeld dat de subsidieverstrekking voor de loonkosten van voormalige ID-banen een tijdelijk karakter heeft en geschiedt voor een periode van drie jaar, namelijk van 2008 tot en met 2010, en dat die periode moet worden gebruikt om in samenspraak met de deelgemeenten tot een structurele oplossing te komen. Aldus heeft het college in dit besluit reeds de beëindiging van de subsidierelatie aangekondigd. Daargelaten of artikel 4:51, eerste lid, van de Awb van toepassing is op het geval van BSW, diende BSW, gezien het besluit van 19 december 2007, al vanaf dat moment er rekening mee te houden dat de subsidie die zij van het college ontving na 2010 niet ongewijzigd zou worden voortgezet. Het betoog leidt reeds om die reden niet tot het ermee beoogde doel.
4. BSW betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur ten onrechte tot een lager bedrag subsidie heeft verleend dan waar BSW om had verzocht. BSW voert daartoe aan dat het dagelijks bestuur onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd en dat het besluit van 6 december 2011 in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen.
4.1. De verleende subsidie is gebaseerd op een vast bedrag per formatieplaats, waarover in het verleden afspraken zijn gemaakt met BSW. De subsidie is dan ook niet bedoeld om de werkelijke loonkosten te dekken. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur nader onderzoek naar de kosten van de gesubsidieerde activiteiten had moeten verrichten. BSW heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de weigering van de meer gevraagde subsidie onevenredige gevolgen heeft voor de exploitatie van speeltuinen in IJsselmonde. Reeds hierom bestaat geen grond voor het oordeel dat de gedeeltelijke weigering van de gevraagde subsidie ertoe leidt dat zij onevenredig wordt getroffen. De rechtbank is met juistheid tot de slotsom gekomen dat het dagelijks bestuur om budgettaire redenen in redelijkheid heeft kunnen weigeren de meer gevraagde subsidie te verlenen. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
47-710.