ECLI:NL:RVS:2013:363

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201304385/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kadijk 24 te Terwolde

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 juli 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Terwolde, en de raad van de gemeente Voorst. Het verzoek volgde op de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kadijk 24' door de raad op 25 maart 2013. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening is dat het plan in strijd is met het functieveranderingsbeleid en dat het de bedrijfsvoering van zijn agrarisch bedrijf zou belemmeren.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2013, waar de verzoeker en de raad vertegenwoordigd waren. De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter constateert dat het bestemmingsplan voorziet in de sloop van agrarische bebouwing om een vrijstaande woning te bouwen, maar dat de verzoeker betoogt dat dit in strijd is met het functieveranderingsbeleid, dat stelt dat functieverandering niet mag leiden tot belemmeringen voor omliggende agrarische bedrijven.

De voorzitter concludeert dat de raad ten onrechte is afgeweken van het functieveranderingsbeleid, met name wat betreft de maximale inhoud van de nieuw te bouwen woning. De voorzitter schorst het besluit van de raad en veroordeelt de raad tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de raad om bij toekomstige besluiten de voorwaarden van het functieveranderingsbeleid in acht te nemen.

Uitspraak

201304385/2/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Terwolde, gemeente Voorst,
en
de raad van de gemeente Voorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2013, kenmerk 2013-02437, heeft de raad het bestemmingsplan "Kadijk 24" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2013, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door drs. A. Sikking, en de raad, vertegenwoordigd door drs. P.S.E. Dekker-Klein Overmeen en C. Morren, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Stichting CGN Terwolde, vertegenwoordigd door ing. E. de Lange en ir. G.J. van Riessen, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de sloop van agrarische bedrijfsbebouwing op de gronden aan de Kadijk 24 in Terwolde om daar een vrijstaande woning te kunnen bouwen. De reeds aanwezige agrarische bedrijfswoning wordt daarbij bestemd als reguliere burgerwoning. Blijkens de toelichting voorziet het plan in een functieverandering, waarbij de raad toepassing heeft gegeven aan hetgeen hieromtrent in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: de RVG) en het beleidskader "Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies, Beleidskader functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen" (hierna: het functieveranderingsbeleid) is gesteld.
3. [verzoeker] betoogt dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte is afgeweken van het functieveranderingsbeleid. Daartoe voert [verzoeker] aan dat het plan niet voldoet aan de in het functieveranderingsbeleid opgenomen voorwaarden. In dit verband wijst [verzoeker] erop dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de functiewijziging niet tot een belemmering in de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven mag leiden. Daartoe stelt [verzoeker] onder meer dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat de op het achtererf van zijn bedrijf gelegen loods ten behoeve van mestverwerking niet verplaatst kan worden naar de gronden aan de [locatie 1] en [locatie 2], alwaar hij een loonbedrijf exploiteert. Verder wijst [verzoeker] er op dat het aan- en afrijden van verkeer ten behoeve van zijn bedrijf geluidhinder voor de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning zal veroorzaken.
Voorts betoogt [verzoeker] dat het plan in strijd is met de in het functieveranderingsbeleid opgenomen voorwaarden, omdat de oppervlakte van de te slopen opstallen ten minste 500 m2 dient te zijn en de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning een maximum inhoudsmaat van 600 m3 mag hebben.
3.1. De raad betoogt dat [verzoeker] reeds in de uitbreidingsmogelijkheden van zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door bestaande woningen die op kortere afstand van het bedrijf van [verzoeker] zijn gelegen dan de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning. De raad wijst in dit verband onder meer op de woning aan de Bekendijk 18.
Voorts betoogt de raad dat hij wat de oppervlakte van de te slopen opstallen betreft maatwerk heeft mogen leveren, nu met het plan de in het plangebied aanwezige karakteristieke hooiberg behouden blijft. Daarnaast acht de raad het aanvaardbaar om van het functieveranderingsbeleid af te wijken daar waar dit beleid ziet op de toegestane maximale inhoud van woningen, nu de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning met een grootte van 750 m3 passend is op een voormalig agrarisch perceel, zoals dit zich aan de Kadijk 24 bevindt.
3.2. In de verbeelding behorende bij de RVG zijn de gronden aan de Kadijk 24 aangeduid als "Nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan".
Ingevolge artikel 2.2, van de RVG, zoals dit luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts toegestaan:
a. binnen bestaand stedelijk gebied,
b. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
c. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70 geldt,
d. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
e. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8.
Ingevolge artikel 2.3, aanhef en onder b, kan in afwijking van het bepaalde in 2.2 in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits:
1) de functieverandering in overeenstemming is met een door gedeputeerde staten geaccordeerd regionaal beleidskader;
2) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing, welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak;
3) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw gelegen; en
4) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Voor de Regio Stedendriehoek, waartoe het plangebied behoort, geldt als het door het college van gedeputeerde staten geaccordeerde regionaal beleidskader het onder rechtsoverweging 2 genoemde functieveranderingsbeleid: "Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies, Beleidskader functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen".
Het functieveranderingsbeleid is als bijlage 15 bij de RVG opgenomen.
3.3. In het functieveranderingsbeleid zijn voorwaarden opgenomen voor het wijzigen naar de functies wonen en werken. Uit de voorwaarden volgt dat functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied niet ertoe mag leiden dat als gevolg daarvan de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving wordt belemmerd. Het plangebied ligt in de zone waarvoor geldt dat van de hoeveelheid vrijkomende bedrijfsbebouwing (exclusief woning) tot 50% functieverandering naar wonen is toegestaan. Voor karakteristieke bebouwing geldt dat maatwerk wordt geleverd. De definitie van karakteristiek wordt per gemeente bepaald. Verder volgt uit de voorwaarden dat voor alle woningen een maximum inhoudsmaat van 600 m3 voor het hoofdgebouw en 300 m3 of 75 m2 voor de bijgebouwen geldt. Met deze maximummaat wordt voorkomen dat er grote en niet in het buitengebied passende woningen gebouwd worden die bovendien weinig bijdragen aan de regionale woonbehoefte, aldus het functieveranderingsbeleid.
3.4. De raad heeft ter zitting aan de hand van kaartmateriaal nader toegelicht dat het plan niet leidt tot verdergaande belemmeringen voor de bedrijfsvoering van [verzoeker], omdat [verzoeker] reeds door de aanwezigheid van de woning aan de Bekendijk 18, die op kortere afstand van het bedrijf van [verzoeker] is gelegen dan de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning, in de uitbreiding van zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Voorts heeft de raad betoogd dat de verplaatsing van het mestverwerkingsbedrijf naar de gronden ter plaatse van het loonbedrijf niet tot de mogelijkheden behoort, omdat de korte afstand tot de reeds bestaande omliggende woningen verhinderen dat [verzoeker] daarvoor een milieuvergunning zou kunnen verkrijgen.
Ter plaatse van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning kan volgens de raad een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. De raad betoogt in dit verband dat wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure) voor een "loonbedrijf" van 50 meter en voor een "mestverwerkingsbedrijf" van 100 meter. Voorts blijkt volgens hem uit de ten behoeve van het bedrijf van [verzoeker] op 11 april 2003 verleende en bij besluit van 12 april 2005 gewijzigde milieuvergunning, dat ter plaatse van de woning aan de Bekendijk 18 reeds aan de voorkeursgrenswaarden voor geluid ten gevolge van het aan- en afrijden van verkeer ten behoeve van het bedrijf van [verzoeker] wordt voldaan, zodat volgens de raad geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat ter plaatse van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning niet aan deze voorkeursgrenswaarden voor geluid kan worden voldaan.
Het plan leidt aldus volgens de raad niet tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van [verzoeker] en voorts kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning worden gegarandeerd, zodat volgens de raad aan de voorwaarde van het functieveranderingsbeleid wordt voldaan voor zover daarin is bepaald dat functieverandering er niet toe mag leiden dat als gevolg daarvan de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving wordt belemmerd.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in overeenstemming met het functieveranderingsbeleid heeft kunnen achten.
3.5. Ten aanzien van het aantal vierkante meters te slopen opstallen overweegt de voorzitter als volgt. Ingevolge het functieveranderingsbeleid geldt voor de thans aan de orde zijnde situatie de voorwaarde dat van de hoeveelheid vrijkomende bedrijfsbebouwing (exclusief woning) tot 50% functieverandering naar wonen is toegestaan. De raad is ervan uitgegaan dat in dit geval 513 m2 van de aanwezige bedrijfsbebouwing gesloopt zou moeten worden om aan de voorwaarde van 50% voor de functieverandering naar wonen te voldoen. In dat geval mag het plan voorzien in de nieuw te bouwen woning. De raad heeft het in het kader van het leveren van maatwerk nodig geacht de in het plangebied aanwezige karakteristieke hooiberg met een oppervlakte van 25 m2 te behouden, zodat de in dit geval te slopen aanwezige bedrijfsbebouwing een oppervlakte van 488 m2 heeft. De raad heeft in dit verband van belang geacht dat het behoud van de karakteristieke hooiberg bijdraagt aan het kwalitatief hoogwaardig karakter van het erf.
Gelet op de in de voorwaarden van het functieveranderingsbeleid opgenomen afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van karakteristieke bebouwing, ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in overeenstemming met het functieveranderingsbeleid heeft kunnen achten.
3.6. Ten aanzien van de maatvoering van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning overweegt de voorzitter als volgt. Ingevolge het functieveranderingsbeleid geldt bij functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied naar wonen voor alle woningen een maximum inhoudsmaat van 600 m3 voor het hoofdgebouw. De voorzitter stelt vast dat in het plan geen regeling is opgenomen die ten aanzien van de voorziene nieuw te bouwen woning in deze beperking voorziet. In de plantoelichting is vermeld dat de voorziene nieuw te bouwen woning een inhoudsmaat van ongeveer 750 m3 zal hebben. Uit de verbeelding valt af te leiden dat het plan een nieuw te bouwen woning mogelijk maakt met een inhoudsmaat groter dan 600 m3. Hiermee is de raad ten aanzien van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning toegestane maatvoering afgeweken van de in de voorwaarden van het functieveranderingsbeleid opgenomen maximum inhoudsmaat van 600 m3 voor het hoofdgebouw. Het betoog van de raad dat hij van het functieveranderingsbeleid heeft mogen afwijken omdat een woning van 750 m3 passend is op een voormalig agrarisch perceel kan vooralsnog niet worden gevolgd, nu de raad niet heeft gewezen op een afwijkingsmogelijkheid of maatwerkclausule op grond waarvan van het functieveranderingsbeleid mag worden afgeweken voor zover dat ziet op de maximale inhoudsmaat van een nieuw te bouwen woning.
Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling zal oordelen dat het plan, voor zover het voorziet in een nieuw te bouwen woning die groter mag zijn dan 600 m3 voor het hoofdgebouw, niet in overeenstemming is met het functieveranderingsbeleid en artikel 2.3, aanhef en onder b, sub 1, van de RVG en derhalve in zoverre in strijd met artikel 2.2 van de RVG is vastgesteld.
Conclusie
4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Voorst van 25 maart 2013,
kenmerk 2013-02437;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Voorst tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Voorst aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2013
159-779.