ECLI:NL:RVS:2013:362

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201304742/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening

Op 2 april 2013 heeft de raad van de gemeente Buren het bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, een combinatie van [verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Maurik, beroep ingesteld. Verzoeker heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is behandeld op 1 juli 2013, waarbij verzoeker werd bijgestaan door G.G.C. Verbrugh en de raad werd vertegenwoordigd door G.J. van Rijn BSc.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek van verzoeker niet gericht is tegen de bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, maar tegen de wijziging van het gebruik van de bestaande bebouwing op het perceel aan de Rijnbandijk nr. 163. Verzoeker vreest dat deze functieverandering de bedrijfsvoering van zijn fruitteeltbedrijf, dat op aangrenzende gronden is gevestigd, zal belemmeren. De voorzitter heeft echter geoordeeld dat de wijziging van het gebruik van de bestaande bebouwing doorgaans geen reden tot schorsing van het plandeel oplevert, omdat bij een eventuele vernietiging van het besluit in de bodemprocedure het nieuwe gebruik moet worden gestaakt.

De voorzitter concludeert dat er geen sprake is van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening wordt getroffen. Daarom wordt het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat, en is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2013.

Uitspraak

201304742/2/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Maurik, gemeente Buren (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door G.G.C. Verbrugh, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. van Rijn BSc, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de mogelijkheid om op het perceel aan de Rijnbandijk nr. 163 een vergadercentrum en een Bed & Breakfast te realiseren in een bestaande voormalige boerderij en bijgebouwen. Het verzoek is gericht op schorsing van dit plandeel, omdat [verzoeker] vreest dat deze functieverandering de bedrijfsvoering van zijn fruitteeltbedrijf zal belemmeren, dat is gevestigd op aangrenzende gronden.
3. De voorzitter constateert dat het verzoek van [verzoeker] niet is gericht tegen de bouwmogelijkheden die voor het bestreden plandeel zijn opgenomen, maar uitsluitend is gericht tegen de wijziging van het toegestane gebruik van de bestaande bebouwing. Doorgaans geeft wijziging van het gebruik geen reden tot schorsing van het bestreden plandeel, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit in zoverre zou worden vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is slechts anders indien een functiewijziging van bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen, waarvan in dit geval niet is gebleken.
4. Gelet op het hiervoor overwogene is geen sprake van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen, zodat het verzoek wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2013
571.