201304379/2/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B], beiden wonend te Doornspijk, gemeente Elburg (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Elburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Huisdijk - Gerichtenweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.G. Balfoort, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van 11 nieuwe woningen op gronden die zijn gelegen op de hoek van de Huisdijk en de Gerichtenweg in de dorpskern Hoge Enk. Het verzoek van [verzoeker] is ingegeven door de omstandigheid dat zijn perceel - dat grenst aan het plangebied - volgens hem ten onrechte niet in het voorliggende plan is opgenomen. Op zijn perceel wenst hij een nieuwe vrijstaande woning te bouwen.
3. Voor zover [verzoeker] met het verzoek om een voorlopige voorziening beoogt te bereiken dat zijn perceel binnen de begrenzing van het plangebied komt te liggen, overweegt de voorzitter dat een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt - behoudens uitzonderlijke omstandigheden - te verstrekkend is. Daarbij is van belang dat ook de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure, gelet op de aard van de toetsing, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een andere planbegrenzing als door [verzoeker] beoogd. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken. Voorts overweegt de voorzitter dat een schorsing van de planbegrenzing evenmin het door [verzoeker] gewenste effect met zich zal brengen.
4. Wat betreft de overige beroepsgronden die zijn gericht tegen het plan, waaronder het betoog dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun en de geuite twijfel over de financiële uitvoerbaarheid van het plan, overweegt de voorzitter dat deze betogen in het kader van het voorliggende verzoek om voorlopige voorziening niet hoeven te worden behandeld, nu geen spoedeisend belang valt aan te wijzen dat daartoe noopt. Hierbij betrekt de voorzitter het navolgende.
5. Anders dan [verzoeker] stelt, zijn tot op heden de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de gronden in het plangebied nog niet begonnen. Ter zitting is namens de raad hieromtrent meegedeeld dat slechts enkele oude schuren zijn gesloopt ter voorkoming van vandalisme en daarbij tevens die gronden zijn geëgaliseerd en dat voorlopig geen werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de gronden zullen plaatsvinden. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit onbebouwd gebied en de enige bestaande woningen in het plangebied aan de Gerichtenweg nr. 51 en nr. 55 zullen blijven staan. Naar het oordeel van de voorzitter volgt uit deze omstandigheden dat ook in het geval dat wel wordt overgegaan tot het bouwrijp maken van de gronden in het plangebied, dit geen spoedeisendheid oplevert wegens gebrek aan onomkeerbare gevolgen.
6. Verder is ter zitting namens de raad meegedeeld dat de verkoop van de bouwkavels - die in eigendom zijn van de gemeente - pas na augustus 2013 zal beginnen en het aanvragen van de benodigde omgevingsvergunningen pas zal beginnen als 70% van de nieuwe woningen is verkocht. Gelet op betrokken belangen zal de voorzitter een spoedige behandeling van de hoofdzaak bevorderen. Hierdoor zal naar de verwachting van de voorzitter uitspraak worden gedaan in de bodemprocedure door de Afdeling voordat omgevingsvergunningen voor het bouwen zullen zijn aangevraagd.
7. Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2013
571.