ECLI:NL:RVS:2013:3585

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
201207228/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J.W. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister. De minister had op 15 mei 2012 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 11 juli 2012 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield. De vreemdeling stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die de minister vertegenwoordigt, een verweerschrift ingediend en aanvullende stukken overgelegd. De gemachtigde van de vreemdeling heeft in brieven van 23 oktober en 6 november 2013 zijn standpunt toegelicht. De vreemdeling had op 7 augustus 2012 zijn woonruimte verlaten en er was geen contact meer met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de vraag of er nog procesbelang was voor de vreemdeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht, aangezien hij zonder contact met zijn gemachtigde was vertrokken. Hierdoor was er geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan op 12 november 2013 door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201207228/1/V4.
Datum uitspraak: 12 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 juli 2012 in zaak nr. 12/16379 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 11 juli 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de gemachtigde van de vreemdeling zich bij brieven van 23 oktober 2013 en 6 november 2013 nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
2.    De staatssecretaris heeft een namens de korpschef van regionaal politiekorps Gelderland-Zuid op 7 augustus 2012 opgesteld Bericht van vertrek overgelegd, waarin is vermeld dat de vreemdeling op die dag zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten in of na de vertrektermijn van zijn asielprocedure.
Gevraagd naar het thans nog bestaande procesbelang, heeft de gemachtigde van de vreemdeling bij voormelde brieven van 23 oktober 2013 en 6 november 2013 verklaard dat hij geen contact meer heeft met de vreemdeling en het evenmin is gelukt het contact te herstellen. Omdat hij geen bericht heeft gekregen dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten en het wel mogelijk is dat in de toekomst het contact wordt hersteld is er nog belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aldus de gemachtigde.
3.    Nu de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Dat hij mogelijk het contact met zijn gemachtigde zal herstellen, maakt dit niet anders. Aldus heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
4.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2013
363-722.