ECLI:NL:RVS:2013:3583

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
201205955/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit college van gedeputeerde staten van Utrecht inzake bezwaar veehouderij Hollandsche Rading

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht, waarbij het bezwaar van de appellanten tegen de acceptatie van een melding krachtens de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 Provincie Utrecht 2011 niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellanten, wonend te Hollandsche Rading, hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 11 oktober 2011, waarin werd meegedeeld dat hun melding was geaccepteerd en dat er saldo uit de depositiebank was gereserveerd. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, waarna de appellanten beroep instelden bij de rechtbank Utrecht. De rechtbank heeft de zaak doorverwezen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bezwaarschrift van de appellanten gedateerd op 23 november 2011, maar het college heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De appellanten voerden aan dat zij hadden vertrouwd op de informatie op de website van de provincie, waar stond dat bezwaar kon worden gemaakt tot en met 24 november 2011.

De Afdeling oordeelde dat het college ten onrechte de termijnoverschrijding niet verschoonbaar had geacht, omdat de appellanten mochten vertrouwen op de juistheid van de informatie op de website. De Afdeling verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201205955/2/R2.
Datum uitspraak: 14 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[appellant] en anderen (hierna: [appellant]), allen wonend te Hollandsche Rading, gemeente De Bilt,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft het college [partij] meegedeeld dat de melding krachtens de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 Provincie Utrecht 2011 van de wijziging van de veehouderij aan de [locatie] te Hollandsche Rading, is geaccepteerd en dat saldo uit de depositiebank is gereserveerd.
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij de rechtbank Utrecht beroep ingesteld. De rechtbank Utrecht heeft het beroep ter behandeling naar de Afdeling gezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. Het besluit van 11 oktober 2011 is op 12 oktober 2011 door toezending aan partij] bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begon derhalve op 13 oktober 2011 en eindigde op 23 november 2011.
3. Het bezwaarschrift is gedateerd op 23 november 2011 en daarin staat vermeld dat het per post en per fax op 24 november 2011 is verzonden. Op de hoorzitting bij de bezwarencommissie heeft [appellant] te kennen gegeven eerst op 24 november 2011 bezwaar te hebben gemaakt. Gelet hierop en gezien de mededeling in het bezwaarschrift over de verzenddatum, moet ervan worden uitgegaan dat het gefaxte bezwaarschrift op 24 november 2011 is ingekomen bij de provincie. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het per post verzonden bezwaarschrift voor het einde van de termijn tijdig ter post is bezorgd. Gelet op het vorenstaande is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend.
4. [appellant] heeft in bezwaar aangevoerd dat hij erop heeft vertrouwd dat de rechtsmiddelenvoorlichting die bij de kennisgeving van het besluit op de website van de provincie was vermeld, juist was. Daar stond dat tot en met 24 november 2011 bezwaar kon worden gemaakt. Het college heeft hierin geen aanleiding gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en heeft daarbij betrokken dat de gemachtigde van [appellant] een rechtshulpverlener is die op grond van het hem op 27 oktober 2011 toegezonden besluit had kunnen afleiden dat bezwaar kon worden gemaakt tot en met 23 november 2011.
5. Niet in geschil is dat op de website van de provincie een kennisgeving van het besluit is geplaatst waarbij is vermeld dat tot en met 24 november 2011 bezwaar kan worden gemaakt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 januari 2012, in zaak nr. 201106762/2/H1 kan indien een bestuursorgaan bij de kennisgeving van een besluit onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting geeft, behoudens voor betrokkene kenbare misslagen, een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding op de voet van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar worden geacht. Geen grond bestaat voor het oordeel dat [appellant] niet mocht vertrouwen op de juistheid van de op de website vermelde bezwaartermijn. De omstandigheid dat [appellant] zich laat bijstaan door een rechtsbijstandsverlener is daarbij niet van betekenis. Aan een dergelijke omstandigheid komt alleen betekenis toe in het geval een rechtsmiddelenverwijzing ontbreekt. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012, in zaak nr. 201112697/1/A4. Het college heeft de termijnoverschrijding ten onrechte niet verschoonbaar geacht.
6. Het beroep is kennelijk gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 6:11 van de Awb.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 27 maart 2012, kenmerk 80AB4A17;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2013
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
388.