201303666/2/R4.
Datum uitspraak: 8 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Rockanje, gemeente Westvoorne,
en
de raad van de gemeente Westvoorne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Sanering glastuinbouw Westvoorne" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juni 2013, waar [verzoekers] en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.J. Solle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord [bedrijf A] en [bedrijf B], beide vertegenwoordigd door [gemachtigden].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure
2. Het plan voorziet in de sanering van glastuinbouw op meerdere, verspreid in het buitengebied van Westvoorne gelegen locaties. [verzoeker] richt zich met zijn verzoek tegen het plan voor zover dat de locatie betreft die is aangeduid als Boomweg 25a, 30 en 32 te Rockanje en die is gelegen in de nabijheid van zijn eigen woonperceel aan de [locatie]. Op de desbetreffende locatie is het glastuinbouwbedrijf met boomkwekerij van [bedrijf A] gevestigd. Het plan voorziet erin dat met toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling ter plaatse van het kassencomplex op het perceel Boomweg 25a ten hoogste zeven zogenoemde compensatiewoningen worden gebouwd. Verder is aan het perceel langs de Groeneweg waarop zich de boomkwekerij met bijbehorende kas van 234 m2 bevindt een agrarische bestemming toegekend waarmee de boomkwekerij onder het overgangsrecht van het plan is gebracht. Voor de percelen Boomweg 30 en 32 voorziet het plan met een bedrijfsbestemming in herbestemming van het zogenoemde tuinbouwlaboratorium en de bedrijfswoning, alsmede in de mogelijkheid om kassen met een maximale oppervlakte van 300 m2 te bouwen.
3. [verzoeker] heeft bezwaren tegen de wijze waarop toepassing is gegeven aan de ruimte-voor-ruimteregeling. Hij betoogt dat het plan er ten onrechte niet in voorziet dat alle kassen en bedrijfsgebouwen van [bedrijf A] worden gesaneerd en dat alle bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Het verdraagt zich volgens [verzoeker] niet met de ruimte-voor-ruimteregeling dat de kas die behoort bij de boomkwekerij niet wordt gesaneerd en dat de bouw van nieuwe kassen op de percelen Boomweg 30 en 32 mogelijk wordt gemaakt.
3.1. Aan de vaststelling van het plan ligt ten grondslag het gemeentelijke glassaneringsbeleid dat is opgenomen in de Structuurvisie Glasherstructurering. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter staat het gemeentelijk beleid of de ruimte-voor-ruimteregeling die is opgenomen in artikel 2 van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (hierna: de verordening), zoals dat luidde ten tijde van belang, niet in de weg aan het plan voor zover dat met zich brengt dat niet alle kassen en bedrijfsgebouwen van het bedrijf van [bedrijf A] worden gesaneerd en daarbij is voorzien in gedeeltelijke voorzetting van de bedrijfsactiviteiten met de mogelijkheid voor de bouw van kassen op de percelen Boomweg 30 en 32.
4. De voorzitter begrijpt de bezwaren van [verzoeker] tegen de bouwmogelijkheden voor de percelen Boomweg 30 en 32 voor het overige zo dat het hem vooral gaat om de belemmering van zijn uitzicht die zich volgens hem kan voordoen indien tot op de grens met zijn perceel kassen dan wel overkappingen van 3 m hoog worden gebouwd.
De bouwregels van de aan de percelen Boomweg 30 en 32 toegekende bestemming "Bedrijf" maken het mogelijk dat tot op de grens van het perceel van [verzoeker] kassen van 5 m hoog dan wel overkappingen van 3 m hoog worden gebouwd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de daarmee mogelijk gemoeide vermindering van het uitzicht van [verzoeker] niet onaanvaardbaar is.
5. [verzoeker] betoogt - samengevat weergegeven - dat op het perceel Boomweg 25a op grond van de ruimte-voor-ruimteregeling slechts zes, en niet zeven compensatiewoningen mogen worden gebouwd. Hij voert verder aan dat de woningbouw ten koste gaat van het open karakter van het landschap en leidt tot belemmering van zijn uitzicht. Voorts voert [verzoeker] aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de woningbouw voor vleermuizen en uilen.
5.1. Het plan voorziet ter plaatse van het bestaande kassencomplex van [bedrijf A] in de bestemming "Wonen" met twee bouwvlakken. Op het noordelijk gelegen bouwvlak is maximaal één vrijstaande woning toegestaan en op het ten zuiden daarvan gelegen bouwvlak - langs de Lodderlandsedijk en de Groeneweg - zijn zes vrijstaande woningen toegestaan.
5.2. De raad heeft zijn keus om in totaal zeven compensatiewoningen toe te staan gemotiveerd aan de hand van de mogelijkheden die de Structuurvisie Glasherstructurering volgens hem biedt. De raad heeft toegelicht dat hij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om, rekening houdend met de financiële situatie en het toekomstperspectief van een bedrijf, meer compensatiewoningen toe te staan dan het aantal waartoe enkel de oppervlakte van een te saneren kassencomplex hem zou nopen. De raad acht vanuit dat perspectief in dit geval één extra woning aanvaardbaar, te meer nu dat volgens hem niet op ruimtelijke bezwaren stuit. Verder wijst de raad erop dat ten behoeve van de vaststelling van het plan onderzoek is gedaan onder meer naar beschermde diersoorten in het plangebied. Volgens hem staat de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) niet aan de realisering van de woningen in de weg.
5.3. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de verordening, zoals dat luidde ten tijde van belang, sluiten bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, zoals dat luidde ten tijde van belang, kunnen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren in afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontwikkelingen mogelijk maken waarbij toepassing wordt gegeven aan de ruimte-voor-ruimteregeling. Daartoe moet zijn voldaan aan onder meer de voorwaarden dat de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse duurzaam wordt verbeterd, dat voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1000 m2 gebouwen, iedere 5.000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, één compensatiewoning mag worden gebouwd en dat het aantal compensatiewoningen maximaal drie bedraagt.
5.4. Het plan verdraagt zich wat betreft het daarin voorziene aantal van zeven compensatiewoningen niet met de verordening, zoals die luidde ten tijde van belang, nu daarin het aantal compensatiewoningen op drie is gemaximeerd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet het bestreden besluit daarom in zoverre onrechtmatig worden geacht.
Bij de in verband met het treffen van een voorlopige voorziening te maken afweging van betrokken belangen neemt de voorzitter het volgende in aanmerking. De verordening is met ingang van 23 februari 2013 - kort na de vaststelling van het plan - gewijzigd, onder meer in die zin dat het maximum aantal van drie compensatiewoningen is komen te vervallen. De rekenkundige voorwaarde dat voor de sloop of sanering van iedere 1000 m2 gebouwen, iedere 5.000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, één compensatiewoning mag worden gebouwd, is echter ongewijzigd gebleven. Voorshands valt niet in te zien dat de gewijzigde verordening de ruimte biedt om meer compensatiewoningen toe te staan dan het aantal dat op grond van deze rekenkundige voorwaarde mag worden gebouwd. Tussen [verzoeker] en de raad is niet in geschil dat op grond van de rekenkundige voorwaarde voor de te slopen oppervlakte aan kassen en gebouwen van [bedrijf A] ten minste zes compensatiewoningen mogen worden gebouwd. De voorzitter ziet daarom aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen die erop neerkomt dat het plan in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak voorziet in de mogelijkheid voor de bouw van in totaal zes compensatiewoningen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat er, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, voorshands geen aanleiding is om te veronderstellen dat bij zes te bouwen woningen het open karakter van het landschap ten opzichte van de bestaande situatie met het kassencomplex verslechtert of dat zich een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] voordoet. Voorts heeft [verzoeker] naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op basis van het als bijlage 2 bij de plantoelichting behorende onderzoek op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Westnoorne van 19 februari 2013, kenmerk 70044/70105, waarbij het bestemmingsplan "Sanering glastuinbouw Westvoorne" is vastgesteld, voor zover op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden voor het bouwvlak dat is gelegen langs de Lodderlandsedijk en de Groeneweg te Rockanje zes bedraagt;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het maximum aantal wooneenheden voor het onder I. aangeduide bouwvlak vijf bedraagt;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Westvoorne tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 25,48 (zegge: vijfentwintig euro en achtenveertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Westvoorne aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2013
431.