ECLI:NL:RVS:2013:334

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201208408/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging wijzigingsplan voor recreatiebedrijf op Somerenseweg 10 te Sterksel

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 juli 2013 uitspraak gedaan over het wijzigingsplan "Somerenseweg 10 te Sterksel" dat op 19 juni 2012 door het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende was vastgesteld. Appellant, wonend in de nabijheid van het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Hij betoogde dat het college het plan ten onrechte had vastgesteld, omdat de recreatiemogelijkheden onvoldoende waren afgebakend en dat het plan negatieve gevolgen zou hebben voor zijn woon- en leefklimaat door verkeersaantrekkende werking, verlies van privacy en geluidsoverlast. Het college verdedigde het plan door te stellen dat de recreatieve voorzieningen niet onevenredig veel verkeer zouden aantrekken en dat er voldoende parkeerplaatsen zouden worden gecreëerd.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van appellant. Er was geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het geluidsniveau ter plaatse van de woning van appellant, en het college had niet aangetoond dat de recreatieve voorzieningen geen onevenredige gevolgen zouden hebben. Bovendien was er geen gedegen onderzoek gedaan naar de verkeersaantrekkende werking van het plan. De Afdeling oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen en niet op een deugdelijke motivering berustte. Daarom werd het besluit vernietigd en werd het college opgedragen om binnen vier weken de nodige aanpassingen in het plan door te voeren.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze invloed hebben op de woon- en leefomgeving van omwonenden. De Afdeling heeft ook de proceskosten van appellant vergoed, die in verband met de behandeling van het beroep waren gemaakt.

Uitspraak

201208408/1/R3.
Datum uitspraak: 17 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Heeze-Leende,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Somerenseweg 10 te Sterksel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant], de raad en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.N. Altuntas, en het college, vertegenwoordigd door R. Klaver, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een omschakeling van een intensieve veehouderij met de bestemming "Bedrijf - Agrarisch" in een recreatiebedrijf met maximaal vier groepsaccommodaties en daghoreca met de bestemming "Recreatief - Verblijf" op het perceel Somerenseweg 10 in Sterksel.
2. [appellant], die woont op het perceel [locatie a] in [plaats], betoogt dat het college het plan ten onrechte heeft vastgesteld, omdat de aard, omvang en situering van de recreatiemogelijkheden waarin het plan voorziet onvoldoende zijn afgebakend. Door het verkeersaantrekkende karakter, het verlies van privacy en de geluidsoverlast zal zijn woon- en leefklimaat worden aangetast. In dit kader voert [appellant] aan dat zonder deugdelijke motivering is afgeweken van de normen die volgen uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Ook is onduidelijk waarop het aantal parkeerplaatsen is gebaseerd. Verder stelt [appellant] dat het gebied in een stiltegebied, in de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en in de nabijheid van een Natura 2000-gebied ligt. Tot slot brengt [appellant] naar voren dat een gedeelte van zijn perceel, waar een recht van overpad op is gevestigd ten behoeve van de veehouderij op het perceel Somerenseweg 10, ten onrechte is bestemd als "Recreatief- Verblijf". De woonbestemming op zijn perceel moet worden gehandhaafd.
3. Volgens het college is, gelet op de eisen uit het Bouwbesluit, voor de daghoreca en de groepsaccommodatie een gebruiksoppervlakte van 900 m² mogelijk. De bezettingsgraad van een logiesfunctie is minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte per persoon. Uitgaande van de minimale eisen kunnen in de groepsaccommodaties maximaal 75 personen verblijven. Het college stelt verder dat een gemiddeld kampeerterrein of vakantiecentrum een veel grotere omvang heeft dan een recreatiebedrijf als het onderhavige en dat voor varkenshouderijen en kampeerterreinen/vakantiecentra de te verwachten overlast voor wat betreft het aspect geluid van vergelijkbare omvang is. Over het parkeren stelt het college zich op het standpunt dat op het perceel voldoende gelegenheid zal worden gecreëerd om auto’s te parkeren. De brutovloeroppervlakte voor de dagrecreatie, inclusief de horeca, betekent volgens de normen van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW dat ongeveer 6 parkeerplaatsen nodig zijn. Voor de verblijfsaccommodaties wordt gerekend met een tiental auto’s, wat neerkomt op 10 parkeerplaatsen. Uit het inrichtingsplan is af te leiden waar de parkeerplaatsen worden gesitueerd. Ten slotte stelt het college dat het gebruik van de gezamenlijke inrit een civielrechtelijke kwestie is. Bovendien kan het perceel ook door middel van een andere inrit worden ontsloten.
4. Ingevolge artikel 8.5.6, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Bedrijf - Agrarisch" te wijzigen in de bestemming "Recreatief" uitsluitend ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de vorm van dag-/verblijfsrecreatie indien wordt voldaan aan een aantal wijzigingsvoorwaarden.
Ingevolge artikel 8.5.6, aanhef en onder g, mag de vestiging van recreatieve voorzieningen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
4.1 Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels van het wijzigingsplan zijn de op de verbeelding aangewezen gronden voor
"Recreatie - Verblijf" bestemd voor:
a. de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’;
b. dagrecreatieve voorzieningen en evenementen;
c. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
(…)
h. speelvoorzieningen;
i. wegen en paden en parkeervoorzieningen;
j. groenvoorzieningen;
(…).
Ingevolge de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ is voor het perceel Somerenseweg 10 een groepsaccommodatie met maximaal vier verblijfseenheden met een maximale bebouwingsoppervlakte van 450 m² en daghoreca met een maximale bebouwingsoppervlakte van 50 m² toegestaan met een goothoogte van maximaal 4,5 m en een bouwhoogte van maximaal 9 m.
Ingevolge artikel 4.2, lid 4.2.2., aanhef en onder a mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak, tenzij in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ anders is aangegeven.
5. Bij de vaststelling van het plan heeft het college aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. De VNG-brochure heeft een indicatief en globaal karakter en dient gemotiveerd te worden toegepast. Voor een kampeerterrein/vakantiecentrum wordt met betrekking tot geluid een afstand van minimaal 50 m tot milieugevoelige objecten aanbevolen. De bestemming "Recreatie - Verblijf" waarbinnen ook buitenactiviteiten zijn toegestaan, is voorzien op een afstand van ongeveer 15 m van de gevel van de woning van [appellant] . Met het plan wordt derhalve van de aanbevolen afstand afgeweken.
De Afdeling stelt vast dat er aan de vaststelling van het plan geen akoestisch onderzoek ten grondslag ligt naar het geluidsniveau ter plaatse van de woning van [appellant] . Er is weliswaar een akoestisch onderzoek verricht, maar dit is geschied na de vaststelling van het plan. Daarnaast wordt in dit onderzoek uitgegaan van de inrichting van het plangebied zoals opgenomen in de inrichtingsschets. Een inrichtingsschets als zodanig biedt geen zekerheid voor de daadwerkelijke inrichting van het plangebied, aangezien de inrichtingsschets niet is verankerd in de planregels van het plan en daarmee niet bindend is. Voorts is voor zover het perceel van [appellant] grenst aan het plangebied op geen enkele wijze voorzien in maatregelen om de overlast te beperken en/of de privacy te waarborgen.
Ook heeft het college zich niet zonder meer met een enkele verwijzing naar de voorheen ter plaatse aanwezige varkenshouderij op het standpunt kunnen stellen dat het plan wat betreft het geluidsaspect ruimtelijk aanvaardbaar is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in verband met de recreatieve voorziening, vergeleken met een varkenshouderij, andersoortige geluidhinder op andere tijdstippen en dagen van de week te verwachten valt.
Verder overweegt de Afdeling dat het college geen nader onderzoek heeft ingesteld naar de te verwachten verkeersaantrekkende werking. In het door [appellant] overgelegde verkeersrapport van Nordinfra verkeerskundig onderzoek en advies van 10 september 2012 wordt gesteld dat de verkeersgeneratie uit zal komen ruim boven de enkele auto’s per dag waarmee in de plantoelichting rekening wordt gehouden. Ook kan gelet hierop niet zonder nadere onderbouwing worden aangenomen dat het aantal parkeerplaatsen voldoende is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat het college de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van [appellant] onvoldoende heeft bezien. Dit betoog van [appellant] slaagt.
5.1 Wat betreft het door [appellant] gestelde dat het plangebied in een stiltegebied en in de EHS ligt, overweegt de Afdeling dat blijkens de provinciale kaart met betrekking tot stiltegebieden het perceel Somerenseweg 10 niet in een stiltegebied ligt en de blijkens de bij de Verordening Ruimte 2012 behorende kaarten het perceel ook niet in de EHS ligt. Dit betoog mist derhalve feitelijke grondslag.
5.2 Voor zover [appellant] nog heeft betoogd dat het wijzigingsplan in strijd met provinciaal beleid is vastgesteld nu dat beleid erop is gericht om enclaves in de EHS op te nemen, overweegt de Afdeling dat het college bij de vaststelling van een wijzigingsplan niet aan provinciaal beleid is gebonden. Wel dient het college daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. In de plantoelichting bij het wijzigingsplan is hieraan aandacht besteed. De voorziene recreatievoorziening is gesitueerd op de locatie waar voorheen een intensieve veehouderij was gevestigd. De wijziging van de bestemming heeft een sterke verbetering op de ammoniakdepositie in de omgeving van het plangebied. Gelet hierop kan niet staande worden gehouden dat het college geen rekening heeft gehouden met het provinciale beleid. Het betoog faalt.
5.3 Over het door [appellant] gestelde dat er rekening gehouden dient te worden met de externe werking van het aan de overzijde van de weg gelegen Natura 2000-gebied Stabrechtse Heide & Beuven, overweegt de Afdeling als volgt.
5.3.1 Ingevolge artikel 19j, eerste lid, van de Nbw 1998 houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die ter zake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening:
a. met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied, en
b. met het op grond van artikel 19a of artikel 19b voor dat gebied vastgestelde beheerplan voor zover dat betrekking heeft op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstelling, bedoeld in artikel 10a, derde lid.
Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen als bedoeld in artikel 10a, derde lid, van dat gebied.
Ingevolge het derde lid, wordt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, alleen genomen indien is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 19g.
5.3.2 De Afdeling stelt vast dat het wijzigingsplan aangemerkt dient te worden als een plan als bedoeld in artikel 19j, eerste lid, van de Nbw 1998. Voor de beantwoording van de vraag of een passende beoordeling moet worden gemaakt, dient ingevolge het tweede lid te worden beoordeeld of het wijzigingsplan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
In de in het kader van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" uitgevoerde voortoets wordt onder meer gesteld dat een omschakeling als de onderhavige een positieve invloed heeft op natuurgebieden. Verder wordt gesteld dat de toename van recreanten per wijziging zeer beperkt is, terwijl gebruik wordt gemaakt van bestaande fiets- en wandelpaden. Eventuele effecten zullen derhalve zeker niet significant zijn. Daarbij moet ook worden betrokken dat aannemelijk is dat de met de sanering van een intensieve veehouderij gepaard gaande afname van de ammoniakdepositie een positief effect heeft op het Natura 2000-gebied. [appellant] heeft geen gegevens aangedragen die aanleiding geven aan het voorgaande te twijfelen. Dit betoog van [appellant] faalt.
5.4 Voor zover [appellant] de eigendomsverhoudingen van een deel van zijn perceel aan de orde stelt, overweegt de Afdeling dat volgens haar vaste jurisprudentie (zie de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2010 in zaak nr. 200903222/1/R3) voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een wijzigingsplan in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Voor zover het beroep betrekking heeft op de uitvoerbaarheid van het plan in verband met de ontsluiting van het perceel, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat, zo mocht blijken dat het recht van overpad geen betrekking heeft op een recreatief bedrijf, het perceel niet op enige andere manier kan worden ontsloten.
Dit neemt echter niet weg dat ook een strook grond op het perceel van [appellant] voor "Recreatief - Verblijf" is bestemd. Dit deel van het perceel was in ieder geval in het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" mede bestemd ten behoeve van de ontsluiting van het perceel van [appellant] en niet is gebleken dat beoogd is hierin wijziging te brengen. Dit betoog slaagt.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. Het college dient ten aanzien van [appellant] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende van 19 juni 2012 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Somerenseweg 10 te Sterksel";
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 988,28 (zegge: negenhonderdachtentachtig euro en achtentwintig cent), waarvan een bedrag van € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-leende aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013
45-774