201207705/1/A3.
Datum uitspraak: 17 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van politieregio Zeeland, thans: de korpschef van de nationale politie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 juni 2012 in zaak nr. 12/1968 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend te [plaats]
en
de korpsbeheerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2012 heeft de korpsbeheerder een aantal documenten, behorende bij een zogeheten Mulderbeschikking met het nummer 157006154 (hierna: de mulderbeschikking) openbaar gemaakt.
Bij besluit van 13 februari 2012 heeft de korpsbeheerder het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2012 heeft de rechtbank het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 februari 2012 vernietigd voor zover daarbij is nagelaten om het primaire besluit te herroepen in zoverre dat niet strekte tot openbaarmaking van de akte van aanstelling, het besluit van 12 januari 2012 in zoverre herroepen, de korpsbeheerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar tot een bedrag van € 437,00 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder hoger beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2013, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. L.W.H. van den Berg en
mr. B.M.H.J. Gossen, beiden werkzaam bij de nationale politie, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2. In het verzoek van 12 december 2011 heeft [belanghebbende] verzocht om toezending van alle documenten aangaande de mulderbeschikking. [belanghebbende] heeft daarbij als toe te zenden documenten vermeld enige specifiek geduide documenten en ‘andere documenten aangaande de onderhavige bestuurlijke aangelegenheid, waarbij voor het gemak de checklist van (politie) BKO Flevoland, Gooi en Vechtstreek van 11 november 2010’ is bijgevoegd. In die checklist wordt onder het kopje "Verbalisant(en)" vermeld: "Akte van aanstelling verbalisant(en), inclusief eventuele wijzigingsbesluiten (adres, bezoldigingsgegevens worden geanonimiseerd)". Bij besluit van 12 januari 2012 heeft de korpsbeheerder met toepassing van de Wob een aantal documenten openbaar gemaakt. In het tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft [belanghebbende] aangevoerd dat de initiële akte van aanstelling (hierna: de akte) niet is verstrekt. In het besluit van 13 februari 2012 heeft de korpsbeheerder zich op het standpunt gesteld dat de akte geen onderdeel is van het verzoek van [belanghebbende], nu dat document niet ziet op de mulderbeschikking. Hij heeft dat document evenwel bij dat besluit verstrekt, zodat [belanghebbende] dat zelf kan vaststellen.
3. De rechtbank heeft overwogen dat [belanghebbende] in zijn verzoek expliciet heeft verzocht om openbaarmaking van de akte en dat de korpsbeheerder heeft erkend dat de akte bij besluit van 12 januari 2012 niet is meegezonden en evenmin op de website was gepubliceerd. De rechtbank oordeelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2010 in zaak nr. 200910237/1/H3, dat de korpsbeheerder de akte, door deze alsnog bij besluit van 13 februari 2012 aan [belanghebbende] te doen toekomen, openbaar heeft gemaakt in de zin van de Wob. De korpsbeheerder had derhalve het besluit van 12 januari 2012 moeten herroepen voor zover dat niet strekte tot openbaarmaking van de akte, aldus de rechtbank.
4. De korpsbeheerder betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij het besluit van 12 januari 2012 had moeten herroepen, omdat de akte onderdeel was van de aanvraag en bij het besluit van 13 februari 2012 alsnog aan [belanghebbende] is verstrekt. Hij voert hiertoe aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [belanghebbende] expliciet heeft verzocht om de akte. Volgens de korpsbeheerder heeft [belanghebbende] verzocht om alle documenten die betrekking hebben op de mulderbeschikking. [belanghebbende] heeft daarbij weliswaar een checklist gestuurd waarin de akte werd genoemd, maar deze checklist was volgens de korpsbeheerder indicatief en hij heeft daaraan alleen te verstrekken documenten ontleend die daadwerkelijk zien op de mulderbeschikking. Bovendien heeft hij voordat het besluit van 12 januari 2012 werd genomen, op 20 december 2011 in een schriftelijk voornemen aan [belanghebbende] een opsomming gegeven van de documenten waarop, naar hij begreep, het verzoek concreet betrekking had en die hij voornemens was openbaar te maken. Hij heeft [belanghebbende] verzocht daarop te reageren. [belanghebbende] heeft op dit voornemen evenwel niet gereageerd. Volgens de korpsbeheerder mocht hij er daarom van uitgaan dat hij bij het besluit van 12 januari 2012 alle gevraagde documenten had verstrekt. Het bij besluit van 13 februari 2012 alsnog verstrekken van de akte diende alleen ter motivering van het standpunt dat de akte geen onderdeel uitmaakt van het verzoek, aldus de korpsbeheerder.
Voorts betoogt de korpsbeheerder dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij is overgegaan tot een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten die [belanghebbende] redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van zijn bezwaar. Hij voert hiertoe aan dat een dergelijke veroordeling in de proceskosten alleen kan plaatsvinden, indien de onrechtmatigheid van het besluit aan het bestuursorgaan te wijten is. Gelet op het voornemen dat voorafgaande aan het besluit aan [belanghebbende] is gestuurd en het feit dat [belanghebbende] daar niet op heeft gereageerd, is dat volgens de korpsbeheerder hier niet het geval. [belanghebbende] heeft bewust gewacht op het besluit van 12 januari 2012, zodat hij daartegen bezwaar kon maken en een verzoek om vergoeding van proceskosten kon indienen. De rechtbank is daar ten onrechte niet op ingegaan en heeft daardoor miskend dat [belanghebbende] misbruik maakt van het procesrecht. Bovendien is de rechtbank met haar oordeel buiten de omvang van het geding getreden, omdat de korpsbeheerder niet de kans heeft gekregen zelf een oordeel te geven over een eventuele vergoeding van de proceskosten in bezwaar, aldus de korpsbeheerder.
4.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2012 in zaak nr. 201112672/1/A3 wordt overwogen dat de akte, inclusief wijzigingsbesluiten, onder een verzoek als dat van [belanghebbende] valt. Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wob is, anders dan de korpsbeheerder betoogt, niet beslissend of dit document behoort tot de bestuurlijke aangelegenheid, in dit geval de mulderbeschikking, die in het verzoek uitdrukkelijk is genoemd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de akte, inclusief alle wijzigingsbesluiten, specifiek is genoemd in het verzoek. Het betreft informatie van bestuurlijke aard, zodat deze onder de reikwijdte van het verzoek valt en de Wob daarop van toepassing is. Nu het besluit van 12 januari 2012 niet strekt tot openbaarmaking van de akte, dient dit besluit te worden aangemerkt als een weigering die akte openbaar te maken. Het naar aanleiding van het bezwaar van [belanghebbende] bij besluit van 13 februari 2012 alsnog verstrekken van de akte kan gelet daarop niet anders worden aangemerkt dan als een openbaarmaking in de zin van de Wob. De rechtbank heeft derhalve terecht het beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 februari 2012 vernietigd, voor zover daarbij is nagelaten om het besluit van 12 januari 2012 te herroepen, in zoverre dat niet strekte tot openbaarmaking van de akte, en zelf voorziend het besluit van 12 januari 2012 in zoverre herroepen.
Het betoog faalt in zoverre.
4.2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb bestaat het recht op vergoeding van de kosten die een belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar alleen dan, indien het besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Naar het oordeel van de Afdeling kan niet worden geoordeeld dat de onrechtmatigheid van het besluit van 12 januari 2012 aan de korpsbeheerder te wijten is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de korpsbeheerder bij brief van 20 december 2011 aan [belanghebbende] te kennen heeft gegeven hoe hij het verzoek had geïnterpreteerd en welke documenten hij naar aanleiding van het verzoek voornemens was openbaar te maken. De korpsbeheerder heeft [belanghebbende] daarbij, in het kader van een zorgvuldige behandeling van het verzoek en om onnodige procedures te voorkomen, gevraagd binnen twee weken te laten weten of het voorgenomen besluit aan zijn verzoek voldoet. Vaststaat dat [belanghebbende] niet op die brief heeft gereageerd. De korpsbeheerder mocht er daarom in dit geval op vertrouwen dat hij met het besluit van 12 januari 2012 volledig aan het verzoek van [belanghebbende] voldeed. Mede gelet op de artikelen 4:1 tot en met 4:5 van de Awb, waarin onder meer is bepaald dat een aanvrager de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn, wordt van degene die een aanvraag doet, verwacht dat hij afdoende meewerkt aan een juiste en doelmatige beoordeling van die aanvraag. Nu het [belanghebbende] na kennisneming van het voornemen van 20 december 2011 duidelijk moet zijn geweest dat de korpsbeheerder uit zijn verzoek niet had begrepen dat dit op alle op de bijgevoegde checklist genoemde documenten betrekking had, ook in zoverre die niet direct verband hielden met de mulderbeschikking, lag het op zijn weg om duidelijkheid daaromtrent te verschaffen. Gelet hierop is de rechtbank ten onrechte overgegaan tot veroordeling van de korpsbeheerder in vergoeding van de proceskosten die [belanghebbende] redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van zijn bezwaar.
Het betoog slaagt in zoverre.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank de korpsbeheerder heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 juni 2012 in zaak nr. 12/1986, voor zover daarbij de korpsbeheerder van politieregio Zeeland is veroordeeld tot vergoeding van de bij [belanghebbende] opgekomen proceskosten in verband met de behandeling van zijn bezwaar;
III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013
176-730.