ECLI:NL:RVS:2013:2659

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
201308781/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bestemmingsplan Someren-Dorp

Op 17 december 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Someren-Dorp". Dit bestemmingsplan werd op 26 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Someren. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 9 december 2013, waar beide verzoekers en de raad van de gemeente Someren vertegenwoordigd waren.

Het verzoek van [verzoeker sub 1] betrof de bestemming "Bedrijf" die aan zijn perceel was toegekend. Hij stelde dat deze bestemming onterecht was en dat hij recht had op een woonbestemming. De voorzitter oordeelde echter dat het verzoek tot schorsing van het bestemmingsplan niet in het voordeel van [verzoeker sub 1] zou zijn, omdat dit zou leiden tot het herleven van een eerder bestemmingsplan dat ook een bedrijfsbestemming had. Daarom werd het verzoek van [verzoeker sub 1] afgewezen.

Het verzoek van [verzoekster sub 2] had betrekking op de bestemming "Gemengd - 2" van haar perceel. Zij betoogde dat de planregels onvoldoende mogelijkheden boden voor verhuur en exploitatie van haar pand. De voorzitter oordeelde dat de raad van de gemeente Someren een redelijke afweging had gemaakt, gezien de ligging van het perceel nabij een woonwijk. Er was geen bewijs dat het gemeentebestuur in andere gevallen wel meewerkte aan de komst van bedrijvigheid. Ook werd niet aangetoond dat er concrete plannen waren om de leegstaande delen van haar pand te verhuren. Daarom werd ook het verzoek van [verzoekster sub 2] afgewezen.

De voorzitter besloot tot afwijzing van beide verzoeken en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 december 2013.

Uitspraak

201308781/2/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Lierop, gemeente Someren,
2. [verzoekster sub 2], gevestigd te Someren,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Someren het bestemmingsplan "Someren-Dorp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [verzoeker sub 1] in persoon, [verzoekster sub 2], vertegenwoordigd door M.J.E. Driessen en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.J. Breman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker sub 1] ziet op de bij het plan aan zijn perceel [locatie 1] toegekende bestemming "Bedrijf". Hij betoogt dat ten onrechte aan dat perceel een bedrijfsbestemming is toegekend en niet een woonbestemming.
2.1. Vast staat dat de bij het plan aan het perceel [locatie 1] toegekende bestemming "Bedrijf" de door [verzoeker sub 1] gewenste woningbouw niet toelaat. [verzoeker sub 1] is echter niet gebaat bij een voorlopige voorziening in de vorm van een schorsing nu hierdoor het bestemmingsplan "Someren-Noord" uit 1974 zou herleven. Bij dat plan was aan het perceel van [verzoeker sub 1] eveneens een bedrijfsbestemming toegekend die woningbouw uitsloot. Anders dan [verzoeker sub 1] meent, gold voorheen niet het bestemmingsplan "Middengebied" voor zijn perceel nu aan het op zijn perceel betrekking hebbende plandeel op 6 juni 1996 goedkeuring is onthouden door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Een voorlopige voorziening die zou voorzien in een woonbestemming voor het perceel [locatie 1] moet te verstrekkend worden geacht.
Gezien het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 1] tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Het verzoek van [verzoekster sub 2] ziet op de bij het plan aan haar perceel [locatie 2] toegekende bestemming "Gemengd - 2". Naar haar stellen bieden de bij deze bestemming behorende planregels onvoldoende mogelijkheden tot verhuur en exploitatie van haar pand. Met name de in de planregels opgenomen uitsluiting van volumineuze detailhandel, groothandel en bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 acht zij een onevenredige inbreuk op haar belangen. Een gedegen onderbouwing van deze inperking ontbreekt, aldus [verzoekster sub 2]. Dit klemt te meer nu in haar pand al sprake is van leegstand en het gemeentebestuur wel meewerkt aan de ontwikkeling van een strook bedrijventerrein op gemeentegrond elders aan de Witvrouwenbergweg.
3.1. Ingevolge artikel 11 van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden onder meer bestemd voor kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Niet in geschil is dat het gedeelte van het pand van [verzoekster sub 2] dat in gebruik is, wordt gebruikt op een wijze die in overeenstemming is met het plan. In zoverre brengt het plan geen beperkingen met zich.
De wens van de raad om, gezien de ligging van het perceel nabij een woonwijk, nieuwe verkeersaantrekkende en overlast veroorzakende bedrijvigheid ter plaatse niet langer toe te laten, is vooralsnog niet onredelijk te achten. Gezien de ligging ten opzichte van de woonwijk heeft [verzoekster sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het gemeentebestuur in gelijke gevallen wel meewerkt aan de komst van dergelijke bedrijvigheid.
Voorts is aan de zijde van [verzoekster sub 2] niet gebleken van concrete plannen om op korte termijn de leegstaande delen van haar pand te verhuren voor een doel dat niet strookt met het plan.
Gelet op het voorstaande bestaat aanleiding het verzoek van [verzoekster sub 2] tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2013
45.